Parentatie XXVI

 


77594624.   Thiadulf (Thyodulf) [5442], geb. in 792, visser, veehouder, wever en boerenhandelaar, relatie met
77594625.   NN [5443], geb. tussen 810 en 837.
Uit deze relatie een zoon:
38797312.  NN [5440]1, geb. tussen 844 en 867, zie 38797312 .

79167488.   = 77594624  Thiadulf (Thyodulf) [5442], relatie met
79167489.   = 77594625  NN [5443].


 

VERHAAL BIJ Thiadulf (Thyodulf) 5442].

 

BEVOLKING EN RELIGIE IN HET BEGIN VAN DE JAARTELLING

Middag en Humsterland in de 8e tot de 10e eeuw.

Het aantal inwoners van Groningen in het eerste millennium valt slechts te schatten. Het zullen er in de Romeinse tijd zo’n 200 zijn geweest, in de 9e eeuw ongeveer 1000 en in de 11e eeuw 2000 tot 2500.

 

Als gevolg van de voortdurende overstromingen (vanaf de 3e eeuw stijgt ook de zeespiegel) is er met enige regelmaat sprake van migratie uit de kleigebieden, o.m. vanuit de wierden in de directe omgeving, wellicht ook uit de eilandgebieden Middag (Feerwerd, Ezinge e.o.) en het tegenwoordige Humsterland (Oldehove, Niehove e.o.).
Vanaf de 11e eeuw neemt de bevolking in Europa duidelijk toe. Men spreekt zelfs van een verdrievoudiging in de Nederlanden in een relatief korte periode. Oorzaken zijn: een mild klimaat, het in cultuur brengen van steeds meer landbouwgrond, technologische vernieuwingen (-water-molens), sinds de 11e eeuw ook textielnijverheid.

 

 

De gemiddelde levensverwachting is rond de millenniumwisseling 21 jaar.

 

In het kielzog van de Frankische veroveraars - en in hun opdracht - worden de onderworpen volken, althans hun voormannen, in de noordelijke gewesten collectief gekerstend (de ‘doop met het zwaard’) door predikers als Willibrord (in 695 eerste aartsbisschop of ‘apostel’ der Friezen), Bonifatius (eveneens aartsbisschop, in 754 bij het tegenwoordige Dokkum vermoord), Willehad (plm. 780) en Liudger (plm. 780 - 790).
Tot dan vereert men goden als Wodan, de god van de krijgers en van de wijsheid, Thor (of Donar), de god van de donder, onder meer de beschermer van de boeren tegen reuzen, en Frija, godin van de liefde en de vruchtbaarheid. Ook natuurkrachten worden vereerd. De goden worden onder meer gediend in heilige bossen, bij heilige bomen, bronnen en stenen.

 

De christelijke doopbelofte bevat o.m. de - deels Oud-Saksische - zin: 'end ec forsacho allum diaboles uuercumand uuordum Thunaer ende UUoden ende Saxnote ende allum them unholdum the hira genotas sint' (ik verzaak alle werken en woorden van de duivel, Donar en Wodan en Saxnote en alle demonen die hun metgezellen zijn). Saxnote is een onder de Saksen gangbare naam voor Thyr of Ziu, onder meer de god van de rechtspraak.
De volledige overgang naar een nieuwe godsdienst (heidense symbolen en rituelen krijgen overigens niet zelden een nieuwe - christelijke - betekenis) zal enkele eeuwen hebben geduurd.

 

Het heidense geloof blijft - ook vanwege het aanvankelijke analfabetisme van de meeste inwoners - evenwel als bijgeloof nog eeuwenlang herkenbaar, onder meer in volksverhalen over weerwolven, witte (= wijze) wieven, heksen en spoken.

 

Met de invoering van het Christendom wordt het grote aantal lokale goden vervangen door een enkele god met universele pretenties; rituele handelingen zijn nu gebaseerd op gecanoniseerde teksten die een brede geldigheid bezitten; het Latijn fungeert als gemeenschappelijke taal.

 

Kenmerkende eigenschappen van de christelijke godsdienst zijn verder het geloof in een - beter - leven na de dood (dat het aardse bestaan draaglijker maakt) en de morele verplichting tot steun aan zieken, armen, weduwen, wezen en vreemdelingen (op straffe van sancties).

 

De positie van het Christendom in het westen komt overeen met het Bijbelse (oud-testamentische) beeld van verbondenheid tussen God, koning en volk. De christelijke godsdienst draagt in hoge mate bij aan de sociale en politieke cohesie in de samenleving. De verbinding met het wereldlijk bestuursmodel maakt dat politieke beslissingen van vorsten - daaronder het voeren van oorlogen - tegenover hun onderdanen door de Kerk worden gelegitimeerd.
Het Christendom zal eeuwenlang de ontwikkelingen in Europa inspireren en ondersteunen, maar tegelijkertijd ook de oorzaak zijn van of de aanleiding tot forse maatschappelijke tegenstellingen met soms zeer gewelddadige gevolgen.
Namens de bisschop van Utrecht wordt rond 800 op de oostelijke helling van de Hondsrug, ter plaatse van de tegenwoordige Martinikerk, een houten kerk gesticht. De kerk - georiënteerd, op het oosten gericht - is gebouwd aan de rand van een dan al bestaand rijengrafveld, dat zich uitstrekt tot onder de Grote Markt. Twee paalstompen, op z'n vroegst daterend uit 660, duiden op de aanwezigheid van nog oudere bebouwing.
Wellicht heeft ter plaatse al een voor-christelijk heiligdom (mogelijk een godenhuis) gestaan. In 601 gelast paus Gregorius de Grote dat christelijke kerken bij voorkeur juist daar worden gesticht, eventueel door een bestaande heidense tempel te reinigen en opnieuw te wijden.

 

Niet bekend is door wie de oudste kerk is gesticht. De prediker Liudger (742 - 809) wordt beschouwd als de stichter van een aantal kerken in Friesland, toegewijd aan St. Maarten. Van de prediker Willehad (plm. 730 - 789) is bekend dat hij in 779 actief is in Humsterland en in Drenthe (Vries, Emmen). In 780 vertrekt hij naar de omgeving van Bremen.
De oudste in het grafveld gevonden boomkisten kunnen uit plm. 700 dateren. Nog oudere bijzettingen - zonder kist of plank - gaan mogelijk terug tot 400 na Chr. Het grafveld dient voor begravingen uit een zeer ruime regio. Een klein deel van het grafveld onder de Grote Markt (bij de Kreupelstraat) is in augustus 1997 voor het publiek zichtbaar geweest.

 

Er zijn aanwijzingen dat rond 850 - 860 een tweede houten kerk op vrijwel dezelfde plaats tot stand komt. Volgens overlevering is in die periode (836) een kerk verwoest bij een aanval van Deense vikingen (Noormannen) op Groningen.

 

Een eerste reeks invallen van de Noormannen in de noordelijke Nederlanden vindt plaats in de periode 810 - 864. Het is niet duidelijk of er steeds sprake is geweest van afzonderlijke aanvallen, dan wel van hun aanwezigheid in deze contreien gedurende langere perioden.

 

Nog voor het midden van de 10e eeuw (925 - 950) wordt een derde - nu tufstenen - kerk gebouwd, waarvan de fundering nog aanwezig is. Tufsteen wordt via de Utrechtse Vecht, het Almere, de Waddenzee en de Hunze uit de Eifel aangevoerd (de IJssel is tot omstreeks het jaar 1000 minder goed bevaarbaar).
De H. Martinus van Tours of St. Maarten (316 - 397) is de patroonheilige van het bisdom Utrecht en eerder van het Frankische rijk. Ook Groningen valt 'onder de protectie van St. Maartens' mantel'. (Martinus deelde zijn mantel met een bedelaar.).


Aan hem herinneren in Stad de feestdag van 11 november en het dan te zingen lied 'Sunte Martinus bisschop, roem van alle landen, dat wie hier met lichtjes loop'n, is veur ons gain schande'.
Een bijzondere plaats zou - in eerste aanleg op gezag van bisschop Balderik (919 - 975) - ook de H. Otger hebben ingenomen, een medewerker van Willibrord, waarvan niet veel meer bekend is dan dat hij heeft geleefd in het begin van de 8e eeuw. Voor het kersteningsproces in Groningen heeft hij geen betekenis gehad.
De St. Maartenskerk wordt de moederkerk van alle overige parochies in het Gorecht. Het is een zgn. bisschoppelijke eigenkerk, d.w.z. dat de bisschop, en niet de parochie, verantwoordelijk is voor het onderhoud van de kerk en het levensonderhoud van de pastoor.

 


THIADULF (ca 792).


Deze Thiadulf, visser, veehouder, wever en boerenhandelaar, wordt wel de oergroorvader van de Oostfriezen genoemd. We komen zijn naam voor het eerst tegen rond 792 "auf der Wurt (terp, wierde) der früheren Insel Gross-Campen, in der jungen Marsch, lässt Thyodulf zich, als einer der ersten Ostfriesen, taufen und vermacht dem Friesischen Missionar Liudger, dem späteren Bisschof von Munster, zu Gründung und Unterhalt des Klosters werden ein Zehntel seines ganzen Besitzes". Er wordt van hem echter nergens bewijs gevonden dat hij ooit heeft bestaan; zijn naam komt slechts voor in een oud Fries document. Rond 800 zal deze Thiadulf dus in Friesland gewoond hebben. Hij behoort dan tot één van de 200 inwoners van het Friese Groningen. Aangetekend moet wel worden dat dit aantal over heel Friesland groter geweest zal zijn. Dat klooster overigens, moet het Benedictijns klooster Werden geweest zijn aan de Ruhr. Werden is tegenwoordig een stadsdeel van Essen en speelt een belangrijke rol in de geschiedenis van Het Heilige Roomse Rijk, met name in de vroege middeleeuwen. Een aanzienlijk deel van het bezit van de abdij heeft zich in het oosten en noorden van Nederland bevonden. De archieven van het klooster zijn grotendeels bewaard gebleven en daaruit blijkt inderdaad dat de abdij tegen het einde van de 8e eeuw gesticht is door Liudger, zelf afkomstig van een Friese familie. Nadat Karel de Grote de Saksen heeft verslagen breidt Liudger zijn werkterrein naar Westfralen uit, waar hij de eerste bisschop van Münster wordt. Hij geldt ook als eerste afbt van Werden. Na zijn dood volgt een jongere broer hem op.

 

Na een aantal abten uit de familie van Liudger ontstaat het gebruik dat de monniken zelf hun abt kiezen. De positie van de abdij wordt verstevigd door een privilege verleend door koning Lodewijk de Jongere. Krachtens dat privilege krijgt de abdij immuniteit en wordt ook de vrije abtkeuze bekrachtigd.

 

In de volgende eeuwen verkrijgt de abdij een uitgebreid bezit, voor een groot deel in de gebieden waar Liudger ooit gepredikt heeft. Bekend is dat de abdij in Groningen een hof heeft gehad van waaruit de bezittingen in de Ommelanden worden bestierd.


xx


De abten spelen in de vroege middeleeuwen een prominente rol in de politiek van het Heilige Roomse Rijk. Abt Adolf I (1160-1173) is betrokken bij de gang naar Rome van keizer Frederik Barbarossa; Heribert II (1197-1226) speelt een rol in de strijd om de troon tussen de Welfen en de Staufen. In 1198 wordt de abt vorst genoemd. De abdij slaagt er vervolgens zelfs in om een klein wereldlijk gebied te verwerven.

 

Het bezit van de abdij is vastgelegd in grondboeken die grotendeels bewaard zijn gebleven. Het oudste grondboek dateert al uit de beginperiode. In de boeken worden niet alleen de eigendommen vermeld, maar ook de naam van degene die het goed heeft geschonken. Ook belangrijke gebeurtenissen, bijvoorbeeld plunderingen door de Vikingen zijn opgetekend. De boeken zijn deels geschreven in het Oudsaksisch zodat ze ook voor taalwetenschappers een belangrijke bron zijn.

 

Omdat de abdij uitgebreide bezittingen heeft in het noorden en oosten van Nederland zijn de grondboeken ook voor Nederlandse historici waardevol. Hoewel de spelling soms vragen oproept, zijn er meerdere dorpen in Nederland die hun oudste vermelding vinden in de grondboeken van het klooster te Werden.


xx


 

Theodulf (geb. ca 760).


Volgens sommigen wordt i.p.v. Thiadulf ook wel Theodulf (Theodulfus, Theodulfe) (let daarbij op de andere schrijfwijze) bedoeld, die wordt geboren rond 760 in Spanje en overlijdt op 18 december 821 Te Angers in Frankrijk. Hij is echter van Oostgotische afkomst en is daarmee een afstammeling van de Vivisgoten die op de Balkan rond 378 in opstand komen tegen het Romeins gezag en die zich later in het rijk van de Vivisgoten (groot deel van Spanje en Frankrijk) vestigen. Hij is als theoloog, dichter en kenner van de klassieke oudheid verbonden aan de wetenschappelijke kring die zich in die dagen rond Karel de Grote heeft gevormd. Na in de jaren 790 als zijn missus dominicus (zendgraaf) in naam van de Frankische koning, in het zuiden van Frankrijk te hebben gewerkt, wordt hij in 798 benoemd tot bisschop van Orléans en abt over het klooster van Fleury te Saint-Benoît-sur-Loire. In 806 geeft Theodulf opdracht aan Odo van Metz, een Frankische architect van Armeense afkomst, de kerk van Germgny in Germigny-des-Prés als privé-oratorium te bouwen. Deze kerk in Centraal Frankrijk is één van de weinig overgebleven kerken in bijna puur Karolingsche stijl en bedoeld als huiskapel (oratorium) en is het enige overblijfsel van wat is overgebleven van deze villa van Theodulf.

 

xx
Foto boven: De kerk van Germigny.



Oorspronkelijk is de kerk gebouwd in de vorm van een Grieks kruis, met een apsis aan elke zijde. De westelijke apsis heeft plaats gemaakt voor een middeleeuws schip. In de oostelijke apsis is een Byzantijns mozaïek. Deze mozaïek is een afbeelding van de Ark van het Verbond omgeven met cherubijnen. Dit onderwerp past binnen het denken van Theodulf van Orléans zoals hij dat heeft verwoord in de Libri Carolini, de karolijnse boeken die op bevel van Karel de Grote in de 8e eeuw zijn samengesteld in het kader van de theologische strijd tussen Byzantium en het Frankische rijk over de verering van afbeeldingen waarover verschillende synodes uitspraken hebben gedaan.

 

Na de dood van zijn beschermheer Karel de Grote wordt Theodulf in 818 beschuldigd van samenzwering tegen diens opvolger Lodewijk de Vrome, uit zijn ambten ontzet en gevangen gezet in Angers waar hij in december 821 overlijdt.
Dat deze Theodulf zich ooit heeft opgehouden in Oost Friesland is echter hoogst onwaarschijnlijk en hebben we te maken met twee verschillende personen.

 

Deze Theodulf is naar alle waarschijnlijkheid nooit in het noorden (Friesland) geweest. Hem kunnen we vergeten als mogelijke voorouder van welke Fries (Groninger) dan ook. Met Thiadulf hebben we meer kans, hoewel deze wel erg klein is. Naarmate de jaren echter vorderen, wordt de kans onze eerste voorvader als Thiadulf aan te treffen steeds groter......

 

xx
Foto boven: De kerk van Germigny-des-Prés, daterend uit 806, gezien vanuit een andere hoek.



xx

Foto boven: Mozaïeken in de apsis van de kerk te Germigny.



  

We krijgen allereerst een lange periode van onzekerheden. Enkele jaartallen zullen er wel bekend zijn, enkele ervan zullen kloppen. Pas tussen 1036 en 1059 komen we Wilbert (Wibet) tegen wiens kleinzoon, ook een Wilbert huwt met een zekere Reinolda. Hun zoon Liudpondus de Frisia wordt geboren tussen 1068 en 1091 wordt genoemd in 1061 als hij aan de kerk van Bremen "Seelenheil von seinem Erbgut bei Orschem". Pas bij Haiko Huldenga wordt het weer spannend. Onderzoekers vermoeden dat hij mogelijk afstamt van Liudpondus de Friesia en Thiadulf. Een en ander is nog steeds in onderzoek. Mocht dit juist zijn dan begint hier het bloed van De Vries wat roder te worden.

      


Parentatie XXV


38797312.   NN [5440]1, zn. van Thiadulf (Thyodulf) xx

[5442] en NN [5443] , relatie met
38797313.   NN [5441], geb. tussen 842 en 869.
Uit deze relatie een zoon:
19398656.  NN [5438], geb. tussen 876 en 899, zie 19398656 .



39583744.   = 38797312  NN [5440] 1, relatie met
39583745.   = 38797313  NN [5441].



 

Parentatie XXIV

19398656.   NN [5438], zn. van NN [5440] en NN [5441] , relatie met
19398657.   NN [5439], geb. tussen (d2:0) 874, ovl. (hoogstens 27 jaar oud) in 901.
Uit deze relatie een zoon:
9699328.     NN [5436], geb. tussen 908 en 931, zie 9699328 .

19791872.   = 19398656  NN [5438], relatie met
19791873.   = 19398657  NN [5439].



 

Parentatie XXIII

9699328.     NN [5436], zn. van NN [5438] en NN [5439] , tr. none met
9699329.     NN [5437], geb. tussen 906 en 933.
Uit deze relatie een zoon:
4849664.     NN [5510], geb. tussen 940 en 963, zie 4849664 .

9895936.     = 9699328  NN [5436], relatie met
9895937.     = 9699329  NN [5437].



 

Parentatie XXII

4849664.     NN [5510], zn. van NN [5436] en NN [5437] , relatie met
4849665.     NN [5511], geb. tussen 938 en 965.
Uit deze relatie een zoon:
2424832.     NN [5434], geb. tussen 972 en 995, zie 2424832 .

4947968.     = 4849664  NN [5510], relatie met
4947969.     = 4849665  NN [5511].

 


 

Parentatie XXI

2424832.     NN [5434], zn. van NN [5510] en NN [5511] , relatie met
2424833.     NN [5435], geb. tussen 970 en 997.
Uit deze relatie een zoon:
1212416.     Nn, geb. tussen 1004 en 1027, zie 1212416 .

2473984.     = 2424832  NN [5434], relatie met
2473985.     = 2424833  NN [5435].



 

Parentatie XX

1212416.     Nn, zn. van NN [5434] en NN [5435] , tr. met
1212417.     Nn, geb. tussen 1002 en 1029.
Uit dit huwelijk een zoon:
606208.       Wilbert (Wibet) Nn [5432], geb. tussen 1036 en 1059, zie 606208 .

1236992.     = 1212416  Nn, tr. met
1236993.     = 1212417  Nn.

 

 

Parentatie XIX

606208.       Wilbert (Wibet) Nn [5432], zn. van Nn en Nn , relatie met
606209.       Reinwl (Reinolda, Rineld) [5433], geb. tussen 1034 en 1061.
Uit deze relatie een zoon:
303104.       Liudprondus de Frisia [5430], geb. tussen 1068 en 1091, zie 303104 .

618496.       = 606208  Wilbert (Wibet) Nn [5432], relatie met
618497.       = 606209  Reinwl (Reinolda, Rineld) [5433].


VERHAAL BIJ Liudprondus de Frisia [5430].
"Er schenkt 1061 der Bremer Kirche zu seinem, seiner Gattin Ige, seiner Eltern Wibert (= Wibet), Reinwl (= Reinolda, Rineld) und seiner Voreltern Seelenheil von seinem Erbgut bei Orschem.. Land im Pachtwert von 1 Pfund Silber/a; evtl. der Butjadinger Küstenhafen Otzum, den das Stader Kopiar 1420 nennt. Bei A. Salomon: May, Regesten, Nr. 262."

 


 

Parentatie XVIII

303104.       Liudprondus de Frisia [5430], zn. van Wilbert (Wibet) Nn [5432] en Reinwl (Reinolda, Rineld) [5433] , relatie met
303105.       Ige [5431], geb. tussen (d2:0) 1066, ovl. (hoogstens 27 jaar oud) in 1093.
Uit deze relatie een zoon:
151552.       NN [5428], geb. tussen (d2:0) 1100, ovl. (hoogstens 22 jaar oud) in 1122, zie 151552 .

309248.       = 303104  Liudprondus de Frisia [5430], relatie met
309249.       = 303105  Ige [5431].

 

 

Parentatie XVII

151552.       NN [5428], zn. van Liudprondus de Frisia [5430] en Ige [5431] , relatie met
151553.       NN [5429], geb. tussen 1097 en 1124.
Uit deze relatie een zoon:
75776.         NN [5426], geb. tussen 1132 en 1153, zie 75776 .

154624.       = 151552  NN [5428], relatie met
154625.       = 151553  NN [5429].

 

 

Parentatie XVI

75776.          NN [5426], zn. van NN [5428] en NN [5429] , relatie met
75777.          NN [5427], geb. tussen 1128 en 1155.
Uit deze relatie een zoon:
37888.         NN [5424], geb. tussen 1170 en 1183, zie 37888 .

77312.          = 75776  NN [5426], relatie met
77313.          = 75777  NN [5427].

 

 


Parentatie XV

37888.          NN [5424], zn. van NN [5426] en NN [5427] , relatie met
37889.          NN [5425], geb. tussen 1158 en 1185.
Uit deze relatie een zoon:
18944.         NN [5422], geb. na 1192, zie 18944 .

38656.          = 37888  NN [5424], relatie met
38657.          = 37889  NN [5425].

 

Parentatie XIV

18944.          NN [5422], zn. van NN [5424] en NN [5425] , relatie met
18945.          NN [5423], geb. tussen 1186 en 1213.
Uit deze relatie een zoon:
9472.            Haiko Uldenga [5420], geb. te Norden circa 1210, ovl. (minstens 55 jaar oud) na 1265, zie 9472 .

19328.          = 18944  NN [5422], relatie met
19329.          = 18945  NN [5423].

 


VERHAAL BIJ Haiko Uldenga [5420].
Hij stelt rond 1265 samen met de andere rechters, Reiner Egeramus en Hikko Idzinga, en met toestemming van het volk, een terrein in Marienthal (bij Norden) beschikbaar aan de Dominicaner orde voor een kerk. De plek wordt omschreven als "ein Ort lieblich und fruchtbar". De oude muntwerkplaats krijgen ze als woning ter beschikking.
"Die neue Einrichtung gefiel, weil sie sich dazu bekannten, die Armut und die Arbeit zu lehren, der sich die übrigen Mönche schon entzogen hatten." (Ubbo Emmius 164). Von hier aus wird 1350 (Pest) das Kloster Östringfelde wieder aufgebaut und einem Kollegium von Jungfrauen geweiht. (Ubbo Emmius 203).

 

Haiko Udenga stamt mogelijk af van Liudprondus (=Lubbe) de Friesia en Thiadulf. Een en ander is nog in onderzoek. Liudprondus schenkt in 1061 "der Bremer Kirche zu seinem, Gattin Ige, seiner Eltern Wibert (= Wibet), Reinwl (=Reinolda, Rineld) und seiner Voreltern Seelenheil von seinem Erbgut bei Orschem.. Land im Pachtwert von 1 Pfund Silber/a; evtl. der Butjadinger Küstenhafen Otzum, den das Stader Kopiar 1420 nennt". [Bron: A. Salomon: mei, regesten, Nr. 262].

 

 

Parentatie XIII

9472.            Haiko Uldenga [5420], zn. van NN [5422] en NN [5423] , relatie met
9473.            NN [5421], geb. tussen 1228 en 1236.
Uit deze relatie 3 kinderen:


4736a.          NN [5419], geb. circa 1268, ovl. (hoogstens 27 jaar oud) voor 1295, relatie met haar broer Thyadolfus Uldenga Komt ook voor als Thyadolf Tiadeke [5444], zn. van Haiko Uldenga [5420] en NN [5421] , geb. na 1260, zie 4736b . Uit deze relatie geen kinderen.


4736b.         Thyadolfus Komt ook voor als Thyadolf Tiadeke [5444], relatie met zijn zus NN Uldenga [5419], dr. van Haiko Uldenga [5420] en NN [5421] , geb. circa 1268, ovl. (hoogstens 27 jaar oud) voor 1295, zie 4736a . Uit deze relatie geen kinderen.


4736c.          Udo Tiadeka [5445], geb. te Langen in 1250, zie 4736 .

9664.            = 9472  Haiko Uldenga [5420], relatie met
9665.            = 9473  NN [5421].

 

VERHAAL BIJ Thyadolfus Uldenga Komt ook voor als Thyadolf Tiadeke. [5444].
Er und andere Vertreter des Norderlandes handeln mit der Stadt Bremen am 7.9.1310 in Norden ein Abkommen aus über Rechtsfälle wie Totschlag, Raub, Schulden, Schiffbruch u.a. (Bron: Ostfriesische Urkunde 44).

 

VERHAAL BIJ Udo Tiadeka [5445].
We komen de naam Tiadeka voor het eerst tegen in de 10e eeuw, nog vóór de periode van de dijkbouw. Er is dan sprake van "Land und Sitz auf der hohen Wurt von Langen". Hetgeen wil zeggen dat er bezittingen zijn in het gebied rond de Oostfriese plaats Langen. Deze plaatsen worden in Noord-Duitsland Warf, Warft, Wurt, Wurth, Warb, Werf of Werft genoemd, afhankelijk van het lokale dialect. We kunnen zo'n hooggelegen gebied (Wurt) vergelijken met de terpen en wieren die men bij ons in Groningen en Friesland aantreffen. Ook wordt er in die tijd gesproken over de stichter van een kerk en "Steubesitz im Umland". Hetgeen wel zeggen dat de bezittingen zijn, versnipperd over een vrij groot gebied. Tot slot wordt een neef of een nicht genoemd met de naam Taadeka, "die Tochter eines Haye (Tiadena aus Pils), Ulrekesna, Sitat, genannt Hayena,1309/10, Sprecher des Norderlandes, Grosseltern der Tiadeka von Berum, Beninga, Affo, Häuptling von Pils um, Manslagt, Norderland: ihre Nachfahren Cirksena, Grafen zu Ostfriesland" [Bron: Ostfriesische Urkunde 44].


 

Parentatie XII

4736.            Udo Tiadeka [5445], zn. van Haiko Uldenga [5420] en NN [5421] , tr. met
4737.            NN Nn [5446].
Uit dit huwelijk 2 zonen:


2368a.          Tiado (Szio, Thio) von Ditzum [5417], geb. te Ditzumerhammrich (Dld) circa 1265, ovl. (minstens 55 jaar oud) na 1320, zie 2368 .
2368b.         Ulbod [5448], geb. tussen 1269 en 1274, relatie met NN Nn [6455]. Uit deze relatie een zoon.

4832.            = 4736  Udo Tiadeka [5445], tr. met
4833.            = 4737  NN Nn [5446].

 

VERHAAL BIJ Tiado (Szio, Thio) von Ditzum [5417].
Leeft omstreeks 1320 en wordt nog genoemd in 1380. Hij is de stichter van het goed Tyarda bij Bingum, van het Cisterzienserklooster Termunten van tussen 1409-35. Als abt komt hij voor met de naam Edo Boyng te Dykhusen en als Thedinga (Tyadena) bij het Benediktiner dubbelklooster Nüttermoor dat in 1283 is gesticht.

 

Bij het vervolg van deze genealogie nog verder in de tijd kan niets met honderd procent zekerheid worden gezegd. Van de heer J. Tjaden, wiens Ahnenliste ik hier gevolgd heb, ontving ik - na een vraag hoe betrouwbaar deze "Liste" zou zijn - het volgende antwoord, waarmee ik best kan leven: "Es freut mich, wenn die Kollegen Familienforscher Anregungen in meiner Ahnenliste finden oder ich Informationen erben kann. Das ist ja der Sinn uns erer Gemeinschaft. Ich arbeite zwar an einem Stammbaum, jedoch ist der noch so lückenhaft, dass ich niemand die Lektüre zumuten kann. Gerade diese ersten urkundlicherwähnten Namen sind schwer in Zusammenhang zu bringen.
Nach den Friesischen Namensregeln sollte der Grossvater von Udo von Rheide ebenfalls Udo geheissen haben. Da seine Nachkommen Land auf der Warf an der Kirche verkauften, muss der alte Udo zu den Ureinwohnern von Langen gehört haben. Thyadolfo (Bruder von Udo "dem Älteren"?) hat in die wohlhabende Norder Familie Uldenga eingeheiratet. Ich habe keine Urkunden gefunden, die den Zeitraum zwischen Udo, Tiado und den zuletzt genannten Liudprondus und Thiadulf überbrücken. Aber auch wenn wir sie nicht als Ahnen in Anspruch nehmen können (deshalb keine Nr.) waren sie historische Personen, die in unserer engsten Heimat lebten. Es wäre schön, wenn noch weitere Details zutage träten. Mit besten Grüssen, Jan".

 

VERHAAL BIJ Ulbod Tiadeka [5448].
Hij heeft bezittingen in Langen, Wybelsum en Campen (Dld), is landbouwer in Gross-Campen een verkoopt "Besitz auf der hohen Wurt von Langen (ältester Teil des Ortes) nahe der Kirche. Diese Grundstücke (Tiadeka-Land genannt) werden also seit der Gründerzeit 800-900 im Besitz der Familie gewesen sein. Und er zieht sich nach seiner Dienstzeit in Langen und Wybelsum nach Campenzurück. Man könnte deshalb davon ausgehen, dass auch der Besitz in Campen aus alter Zeit stammt und schon ist der Zusammenhang mit dem alten Thiadulf gegeben".
Hij heeft bij een onbekende vrouw één zoon.

 

 

Parentatie XI

2368.            Tiado (Szio, Thio) von Ditzum [5417], zn. van Udo Tiadeka [5445] en NN Nn [5446] , tr. (resp. ongeveer 65 en hoogstens 45 jaar oud) (2) circa 1330 met NN von Der Oosterburg Groothusen [5610], geb. na 1285. Uit dit huwelijk een zoon, tr. (ongeveer 10 jaar oud) (1) in 1275 met


2369.            NN von Rheide [5418], geb. circa 1300.
Uit dit huwelijk 3 kinderen:


1184a.          Emeco von Midwolda [5413], geb. vermoedelijk te Midwolda circa 1318, ovl. (ongeveer 58 jaar oud) circa 1376, zie 1184 .
1184b.         Udo von Rheide [5611], geb. circa 1320, hoofdeling te Rheide [Duitsland], ovl. (hoogstens 91 jaar oud) voor 1411, relatie met N N von Oldersum [6295], dr. van Ocko von Oldersum [6296] en NN Nn [6297], geb. circa 1320. Uit deze relatie 3 kinderen.


1184c.          NN van Rheide [5612], geb. in 1322.
Tiado (Szio, Thio) von Ditzum [5417], tr. (2) met NN von Der Oosterburg Groothusen [5610].
Uit dit huwelijk een zoon:


1184d.         Udo Tyadekana Van Groothusen [5613], geb. circa 1330, hoofdeling van Groothusen, tr. met Nn van Mittelburg, geb. circa 1330. Uit dit huwelijk 3 kinderen.

2370.            NN Nn [5415], relatie met
2371.            NN Nn [5416].
Uit deze relatie een dochter:


1185.            NN [5414], geb. na 1264, zie 1185 .

2376.            NN Nn [5407], relatie met
2377.            NN Nn [5408].
Uit deze relatie een zoon:


1188.            Eggericks Addinga [5404], geb. in 1257, zie 1188 .

2416.            = 2368  Tiado (Szio, Thio) von Ditzum [5417], tr. (2) met NN von Der Oosterburg Groothusen [5610]. Uit dit huwelijk een zoon, tr. (1) met


2417.            = 2369  NN von Rheide [5418].
Tiado (Szio, Thio) von Ditzum [5417], tr. (2) met NN von Der Oosterburg Groothusen [5610] (zie 2368 ).
Uit dit huwelijk een zoon:


1184d.         Udo Tyadekana Van Groothusen [5613], tr. met Nn van Mittelburg. Uit dit huwelijk 3 kinderen.

2418.            = 2370  NN Nn [5415], relatie met
2419.            = 2371  NN Nn [5416].

 

 

VERHAAL BIJ Emeco von Midwolda [5413].
Waarschijnlijk is Emeco door zijn huwelijk in het bezit van Jemgum in Oost-Friesland gekomen. Sindsdien resideren hier de Ewens of Tammena's als hoofdelingen, op een borg, die al enige tijd voordat Heuwe Syrt het 'Albahaus' op het voormalig borgterrein laat bouwen, dat al erg vervallen is geraakt en wordt afgebroken. Verwacht wordt ook dat hij goederen van zijn vader heeft geërfd. Hij komt ook voor als "Emeco Borsum en Petkum van Midwolda" en wordt doorgaans Enno van Midwolda of Enno Tho Midwolda genoemd.

 

VERHAAL BIJ Udo Tyadekana Van Groothusen [5613].
Hij leeft omstreeks 1350 en bouwt dan in Groothusen de Mittelburg uit. Hij en zijn broers ruilen op 24 febr. 1378 met het klooster te Langen '9 Grasen in der Gemarkung Wybelsum gegen 8 1/2 Heller im Groothuser Hammrich'.

 

VERHAAL BIJ Eggericks Addinga [5404].
Het Westerwoldse geslacht Addinga was afkomstig uit Reiderland. Volgens de verhalen zou het naar Wedde zijn gevlucht of zijn verjaagd na de Marcellusvloed van 1362. In Wedde werd rond 1360/1370 de Wedderborg gebouwd. Deze datering werd gegeven na enige archeologische opgravingen. De verbintenis van de opkomst van Addinga met de Marcellusvloed in 1362 berust op l atere constructies en heeft naar alle waarschijnlijkheid zelfs helemaal n iets met Dollardoverstromingen te maken. Het ontstaan van de Dollard kan met zekerheid pas gesitueerd worden in de eerste helft van de vijftiende eeuw.

 

De oorsprong van het geslacht Addinga is er in ieder geval in een duist er licht mee komen te staan. Toen Egge (II) Addinga in 1474 probeerde te bewijzen dat de Addinga's al minstens honderd jaar de heerlijkheid Wedde bezat met afschriften van de bisschop van Münster en de abt van Corvey, h ad hij inmiddels alle schijn tegen. In 1474 bleek dat de Addinga's behal ve de heerlijkheid Wedde en Westerwolde ook het gericht van Winschoten (o ok voogdij van Winschoten geheten) in leen hadden. Vanwege de Reiderland se achtergrond van Winschoten is het mogelijk dat de Addinga's uit deze p laats afkomstig zijn geweest.

 

In 1391 wordt voor het eerst in een oorkonde van het huis te Wedde gesproken. Egge (I) Addinga (zoon van de stamvader Adde) wordt echter nog aange duid als hoofdeling in Reiderland. De bevolking van Westerwolde kon moeil ijk de heerschappij van Egge Addinga accepteren, met name het stempel d at hij drukte op het bestuur en rechtspraak. Egge (I) bestuurde met wille keur en in conflict met het Westerwoldse landrecht toen hij de rechtszet el van Vlagtwedde naar Wedde verplaatste. Toen Egge (I) op weg was van Onstwedde naar Wedde, is hij in de buurt van Wessinghuizen aangevallen en v ermoord. Toch bleek de macht van de Addinga's nog volledig intact. De inw oners van Westerwolde beloofden op 4 juni 1391, aan de minderjarige kinderen van Egge: Adde, Haye en Boele, Egge's weduwe Focke Kekesma en Oomke ( ook Unico genoemd) Ripperda (proost en hoofdeling in Farmsum) en Wyarde M emminge (hoofdeling in Bunde), Memmen en zoon Tiabbeken Jelderkes de verplichtingen na te komen die zij ook hadden met de overleden Egge. Laatsgenoemde personen zijn allen verwant aan Addinga. Op 12 maart 1392 verkocht en Wyarde Memminge, Memmen en Tiabbeken Jelderkes hun rechten op het slot van Wedde en Westerwolde aan de de Addinga's. In 1391 werd Egge Addinge in Westerwolde genoemd onder de capitales (hoofdelingen) van Reiderlan d, evenals in 1420, al lijkt dat gezien de moord niet mogelijk. In 1400 b eleende de bisschop van Münster beide broers Haye en Boele met Westerwolde.

 

De Addinga's bleven nagenoeg de gehele vijftiende eeuw aan de macht in Westerwolde. In Winschoten verloren ze veel macht toen de inwoners een verb ond sloten met de stad Groningen. In 1478 werden ze verdreven door troep en van de stad Groningen. Pas in 1486 mochten de Addinga's terugkeren op de Wedderborg.

 

In de kerk van Wedde ligt nog een zerk van de in 1492 gestorven Haye Addi nga met het volgende opschrift: Int jar uns Heren MCCCC un XC und II des Fridages na Marien Verkundighe starf Haye Addinghes, Hooflink van Westerwolde, des sine siele mote resten in den vrede. Amen.

 

De Addinga's worden, volgens o.a. Abel Eppens in zijn kroniek (16e eeuw) in tegenstelling tot vele andere aanzienlijke geslachten, niet hoofdeling of heerschap genoemd maar 'jonker', evenals de Ripperda's en de Onsta' s. Zij behoorden tot "de oldsten".

 

In Feenstra's "Adel": 'Al dezen (de Addinga's), de Ewsums, Manninga's en Ripperda's werden rond 1500 beschouwd als hoofdelingen van bijzondere rang, als "adel". Zij waren de enigen, die als "erentfest" werden aangeduid'.
Haye (III) Addinga was nog minderjarig toen hij in 1523 de rechten op Wed de en Westerwolde terug kreeg. Dit was van korte duur: in 1530 werd het gebied veroverd door Karel van Gelre.

 

Verkort overzicht:
xx Egge (I) (geb. ca. 1365?, vermoord 1391), gehuwd met Focke Kekesma (eerd er gehuwd met (n.n.) Ripperda); kinderen: Adde, Haye (I) en Boele.
xx Haye (I) (geb. ca. 1400?, ovl. vóór 1443), gehuwd met Reinste (of Rensk e) Abdena; kinderen: Egge (II).
xx Egge (II) (geb. ca. 1425?, vermoord 1475), gehuwd met Blydeke te Fraam; k inderen: Haye (II). In 1487 verkochten Blydeke en haar zoon Haye (II) de borg te Fraam (in Huizinge).
xx Haye (II) (geb. ca. 1450?, ovl. 30 maart 1492), gehuwd met Elizabeth van Dedem; kinderen: Jurgen.
Jurgen (ook: George) (geb. ca. 1490, ovl. 1525), gehuwd met Anna Thedema van Zandeweer. Kinderen: Haye (III), Elisabeth en Margaretha.
xx Haye (III) (ovl. 1540 te Zandeweer).
xx Elisabeth (geb. ca. 1521) huwde 25 mei 1538 met Joost Lewe van Peize (151 5-1589).
xx Margaretha (geb. ca. 1515) huwde met Eilco Clant van Nittersum (geb. ca. 1515).


Heraldiek:
Het wapen van Haye (II) Addinga (ontleend aan Ripperda?), overleden 30 maart 1492: In blauw een geharnaste galopperende man te paard, zwaaiend met een zwaard boven de gepluimde helm, alles van goud. Helmteken: een uit komende draak met opgeheven vlucht. Dit wapen komt ook voor bij de families Tho Nansum en Ripperda (die vermoedelijk uit een stam voortkomen).
Overigens voerde Haye's vader, Egge (II), een leeuw als wapen. Dus dat is het oorspronkelijke wapen der Addinga's.

Parentatie X

1184.            Emeco von Midwolda [5413], zn. van Tiado (Szio, Thio) von Ditzum [5417] en NN von Rheide xx[5418] , relatie met


1185.            NN Nn [5414], dr. van NN Nn [5415] en NN Nn [5416] .
Uit deze relatie 3 kinderen:


592a.            Tammo Van Ewinga [5411], geb. te Luydinggaste circa 1305, zie 592 .
592b.            Sebo Ennens van Midwolda [5636], geb. te Solwerd in 1336, hoofdeling te Borssum [Duitsland], relatie met NN Nn [5639], geb. in 1331. Uit deze relatie 9 kinderen.


592c.            Etta [5637], geb. circa 1336, relatie met Lürd Abdena von Embden [5638], geb. in 1336. Uit deze relatie geen kinderen.

1188.            Eggericks Addinga [5404], zn. van NN Nn [5407] en NN Nn [5408] , relatie met
1189.            NN Nn [5406], geb. voor 1280.
Uit deze relatie een zoon:


594.              Adde (Hayo) Eggericks [5402], geb. circa 1290, ovl. (minstens 60 jaar oud) te Westerwolde na 1350, zie 594 .

1208.            = 1184  Emeco von Midwolda [5413], relatie met
1209.            = 1185  NN Nn [5414].

De Ennemaborg te Midwolda, met rechts het verbouwde koetshuis.VERHAAL BIJ Sebo Ennens van Midwolda [5636].
De vroegste gegevens van de Ennemaborg dateren uit 1391 als er sprake is van een omgracht steenhuis. Een steenhuis moeten we ons voorstellen als een gebouw van twee verdiepingen en rechthoekig van vorm. De bouwer van dit steenhuis is Sebo Ennens geweest, ook wel Sebo Ennema genoemd. Het zijn vooral de adelijke of zeer rijke families geweest die zo'n steenhuis hebben laten bouwen. Hoe lang Sebo Ennema (Sebo Ennema Midwoldani) hier heeft gewoond is niet bekend. In de loop der eeuwen ziet het landgoed verschillende heren komen en gaan. De bekendste familie die er gewoond heeft, is het geslacht Hora Siccema. Onder deze eigenaren wordt het bezit sterk uitgebreid. Er wordt turf gestoken, land verpacht en hout gekapt in de bossen achter de borg. Rondom de borg liggen verschillende tuinen voor groenten en voor vruchtbomen. Hieruit ontstaat langzamerhand de Ennemaborg.

De Ennemaborg neemt in de geschiedenis van de strijd om de macht tussen de stad en Ommeland geen vooraanstaande plaats in. De stad heeft het voor het zeggen in het Oldambt. Door huwelijken zijn de bewoners van de borg verbonden met onder andere de Ommelander adellijke families Alberda en Siccama. De borg is vele malen verbouwd. De huidige vorm is een 18e eeuws buiten, gelegen in een baroktuin. Aan het eind van de 19e eeuw zijn de eigenaren zo talrijk geworden dat de borg wordt ondergebracht in een familie-NV. In 1965 koopt de Stichting Het Groninger Landschap alle aandelen. De borg wordt nu bewoond door Maya Wildevuur, beeldend kunstenaar. Zij heeft er haar atelier en galerie. In het koetshuis is een restaurant gevestigd.


VERHAAL BIJ Adde (Hayo) Eggericks Addinga [5402].
1361: Dit is het jaar van de Marcellusvloed en grote delen van het Reiderland komen onder water te staan.
Westerwolde komt aan zee te liggen. De oude zee- en rivierdijken zijn bij Wedde en Blijham nog duidelijk herkenbaar. De plaatsen Blijham en Bellingwolde worden later niet meer tot het Reiderland gerekend maar tot Westerwolde.
Adde Addinga, door overstromingen verdreven uit het Reiderland, verkrijgt het leenheerschap over de heerlijkheid Westerwolde van de abt van het klooster van Corvey (bij Höxter - Duitsland) en dus niet rechtstreeks van de bisschop van Munster. Westerwolde is tot in de 16e eeuw kerkelijk onderhorig aan de abdij van Corvey en daarmee aan de bisschop van Osnabrück. In 1561 wordt Westerwolde onder het bisdom Groningen gebracht. De kerkelijke invloed van het klooster Corvey blijkt ook uit het wapen van Winschoten, Sint Vitus. De kerk van Winschoten staat onder voogdij van het klooster van Corvey en is gewijd aan Sint Vitus evenals Corvey. Overigens behoort Groningen dan tot het bisdom Utrecht, terwijl de Ommelanden tot het bisdom Münster behoren. Het wapen van Westerwolde bestaat uit een korenschoof met uitspringende aren.

 

Parentatie IX

592.              Tammo Van Ewinga [5411], zn. van Emeco von Midwolda [5413] en NN Nn [5414] , relatie met
593.              NN [5412], geb. na 1279.
Uit deze relatie een zoon:


296.              Ewo Tammena van Jemgum [5400], geb. te Jemgum, Oost‑Friesland, Dld. circa 1356, ovl. (hoogstens 55 jaar oud) voor 8 sep 1411 (zo), zie 296 .

594.              Adde (Hayo) Eggericks Addinga [5402], zn. van Eggericks Addinga [5404] en NN Nn [5406] , relatie met


595.              NN Nn [5403], geb. circa 1300.
Uit deze relatie 3 kinderen:


297a.            NN [5401], geb. te Wedde circa 1321, ovl. (ongeveer 70 jaar oud) circa 1391, zie 297.


297b.            NN [5409], relatie met Unico I Ripperda [5344]2, zn. van Uncko Ripperda [5508] en NN Lengen [5509] , geb. circa 1335, ovl. (hoogstens 65 jaar oud) voor 1400, zie 301a . Uit deze relatie 2 zonen.


297c.            Egge I Addinga van Wedde en Westerwolde [5410], geb. circa 1365, woont te Wedde, wordt door woedende Westerwolders doodgeslagen in 1391, ovl. (ongeveer 26 jaar oud) te Wedde op 1 jun 1391 (wo), relatie(1) met Margaretha Ripperda [5806]. Uit deze relatie 3 zonen, relatie(2) met Fossa Kenesna (Focke) Tom Brok Komt ook voor als 'Focke Kekesma' [7349], dr. van Ocko I Tom Brok [5487] en Fokeldis (Foelke) Kampana von Strakholt Ook: Foelke Kampana en Quade Foelke (Kwade Foelke), naar haar strengheid [5488], geb. circa 1370. Uit deze relatie geen kinderen.


xxxxxxxx

 

600.              Beno Uken Ukena Von Neermoor, geb. circa 1301, hoofdeling te Neermoor, Ost‑Friesland [Dld], tr. met


601.              Nn Nn, geb. na 1288.
Uit dit huwelijk 2 kinderen:


300a.            Uco (Fockena) Ukena [5350], geb. te Neermoor, Ost-Friesland [Dld] in 1333, ovl. (hoogstens 66 jaar oud) te Osterhusen voor 1399, begr. te Appingedam, Augustinuskerk, zie 300 .


300b.            Javo Beenen, ovl. voor 1449, tr. met Tiade Beninga von Groothusen, zn. van Redward Haitadisna Beninga en Doda Cirksena von Greetsiel, ovl. in 1483, (Tiade Beninga tr. (2) in 1449 met Hayo van Haren.). Uit dit huwelijk geen kinderen.

602.              Uncko Ripperda [5508], geb. in 1307, hoofdeling, relatie met


603.              NN Lengen [5509], geb. na 1294.
Uit deze relatie 2 kinderen:


301a.            Unico I [5344]2, relatie met NN Addinga [5409], dr. van Adde (Hayo) Eggericks Addinga [5402] en NN Nn [5403] , zie 297b . Uit deze relatie 2 zonen.


301b.            Amcke van Lengen [5351], geb. te Lengen, Dld. in 1338, ovl. (ongeveer 79 jaar oud) in 1417, zie 301 .


xxxx


604.              = 592  Tammo Van Ewinga [5411], relatie met
605.              = 593  NN [5412].

606.              = 204  Folckermarus (Folcmar) Onsatha De naam wordt ook wel vertaald als Folkmarus Onstra [5470], geb. in 1263, vertegenwoordigt Hunsingo tussen 1325 en 1326, relatie(1) met NN Nn [5471], zie 205 . Uit deze relatie een zoon, relatie(2) met


607.              NN Nn [5472].
Folckermarus (Folcmar) Onsatha De naam wordt ook wel vertaald als Folkmarus Onstra [5470], relatie (1) met NN Nn [5471]. Uit deze relatie een zoon:


102.              Onno Onsta Ferhildema [5467], geb. te Leens circa 1327, behoort tot de Vetkopers, hoofdeling te Sauwerd in 1371, in 1384 en in 1683, ovl. (ongeveer 71 jaar oud) in 1398, relatie met Yde Mogelijk is zij een Ferhildema geweest [5468], geb. circa 1335, ovl. (ongeveer 74 jaar oud) circa 1409, zie 103 . Uit deze relatie 8 kinderen, waaronder.

 

VERHAAL BIJ Ewo Tammena van Jemgum [5400].
Hij leeft omstreeks 1350 en wordt in 1401 genoemd in aktes. Het wapen van de familie wordt als volgt beschreven: ".. Es zeigt einen gespaltenen Schild, rechts im schwarzen Feldeein halber goldener Adler mit einem goldenen Pfennig oder kleiner Kugel unter der Klaue, links im roten Felde zweigoldene Lilien pfahlweise gestellt. Auf dem Helm ist eine goldene Lilie zwischen einem roten und einem schwarzen Adlerflügel.." Dit wapen behoort toe aan Ewo van Jemgum (1530-1587), die kerkvoogd in Norden is en de beschrijving met afbeelding is te vinden in: "Die rossdienstpflichtige bäuerlich-bürgerliche Stand..", door Gretje Schreiber. (blz. 27vv). Zie ook het artikel van de heer A. Hoft in Gruoninga 1971-1974: Amses, Jelmers, Eeuwes, Eltjes of "De Ridder en de halve leeuwen".

De oorspronkelijke wapenfiguur Ewens is het omgewende paaslam. De oorsprong ligt waarschijnlijk bij de patroonheilige van de kerk te Woltersum, de H. Johannes de Doper, van wie het paaslam een bekend attribuut is. Op het wapen van deze familie, die - volgens o.a. H. Feenstra (Adel in de Ommelanden, blz. 47 '..hij was zelf wellicht een telg uit het -oorspronkelijke- geslacht der Ewsums.) - ook heel direct verwant zou zijn aan de familie Van Ewsum (borg te Middelstum) vinden we bij latere vertegenwoordigers vaak twee leeuwen, oprijzend uit het water. Mogelijk een verwijzing naar het ambt van zijlvest, dat vaak door hen wordt beoefend. Drs. Roemelingh komt echter tot een andere slotsom, nl, dat de twee halve leeuwen afkomstig zijn van Anna Writsers, de vrouw van Popko Ewens en de moeder van Focko Ewens (1544-1603. Deze laatste ligt begraven in de kerk te Leermens. Zie daarvoor zijn artikelenreeks in "De Nederlandse Leeuw" (XCVIIe jaargang, blz. 13). Door verbinding met de familie Jelmers komt bij latere geslachten ook vaak de ridderfiguur voor. Volgens andere bronnen, bijv. dr. Formsma in "De Ommelander Borgen en Steenhuizen", kan hij ook dezelfde zijn als Ebbe Ackinga, hoewel de heer Roemeling in "De Nederlandsche Leeuw" dit weer verwerpt. Ebbe Ackinga heeft een steenhuis te Weiwerd, dat in het begin van de 15e eeuw wordt verwoest. Hij herbouwt ten oosten van Woltersum een nieuw huis, dat ook wordt verwoest. Ook is er een heem met grachten en landen, Ackingaheerd geheten, gelegen bij Oosterwierum (nu Akkemaheerd).

 

De Ackinga's voeren drie lelien van goud op een veld van azuur. In "De Ommelander Borgen en Steenhuizen" door W.J. Formsma e.a, blz. 503 staat het volgende: "Het eerste bericht dat kan wijzen op het bestaan van een steenhuis te Woltersum dateert van 1385. Dan is er sprake van Nycolaus, hoofdeling te Woltersum. Deze komt in 1380 voor als Clawes Schulten (zie Scharmer). Vervolgens is er de mededeling van de kroniekschrijver Rengers ten Post, dat Ebbe Ackinga, wiens steenhuis te Weiwerd in de oorlog is verwoest, "up denoestersijde bij Woltersum dar de hoge heninge und wijde grafften sint", een huis timmert dat hem ook "um geworpen is". Dit is het begin van de 15e eeuw. In de tijd van Rengers (eind 16e eeuw) bestaat het dus blijkbaar niet meer..". In Heveskes heeft ook een steenhuis gestaand, waarvan de fundamenten teruggevonden zijn en dat waarschijnlijk ook aan de familie Ackinga zal hebben toebehoord. (Stad en Lande, 1994/1, blz.8 v.v.).


VERHAAL BIJ Egge I Addinga van Wedde en Westerwolde [5410].


De Addinga's
In "De Geschiedenis van Westerwolde (Bestuur en Rechtspraak)" door J.G.Kampman en P. Brood wordt over de Addinga's o.a.het volgende geschreven: "In de loop van de 13e en 14e eeuw kwamen in de Friese landen de hoofdelingen op. Dit waren veelal grootgrondbezitters die door het ontbreken van een sterk overheidsgezag op lokaal of regionaal niveau een aanzienlijke bestuurlijke macht wisten te verwerven. In sommige delen van het latere Groningen en in Oost-Friesland kregen zij de rechtspraak in handen en ontwikkelden zich tot lokale heersers. Ook Westerwolde kreeg met een dergelijk hoofdelingengeslacht te maken. Deze familie kwam overigens niet uit Westerwolde zelf, maar uit het het ten noorden van Westerwolde gelegen Reiderland. Egge Addinga, de eerste Addinga in Westerwolde, had het Reiderlandse familiebezit verloren zien gaan ten gevolge van de Marcellusvloed (1316). Dit verlies werd echter goed gemaakt doordat hij de uitgestrekte Westerwoldse bezittingen van het klooster Corvey in leen kreeg. Dit bezorgde hem een machtspositie in Westerwolde. (..) aan deze kloostergoederen was geen overheidsgezag verbonden. Zo er al sprake was van heerlijk gezag in Westerwolde dan was dit sinds 1316 in handen van de Munsterse bisschop. De Addinga's probeerden echter vanaf het eerste moment dat zij in Westerwolde arriveerden de heerschappij over de streek naar zich toe te trekken. Dit betekende strijd tussen hen en de eigenerfden.

 

Egge Addinga I, de stamvader van het Westerwoldse hoofdelingengeslacht werd in 1391 door Westerwoldigers vermoord. Ook een latere Addinga, Egge II, werd door woedende boeren doodgeslagen (1475).".
Diens zoon, Haye, gedraagt zich mogelijk nog schandelijker. Een uitgebreide lijst van zijn wandaden is in hetzelfde hoofdstuk te vinden.

 

Het Westerwoldse geslacht Addinga is afkomstig uit Reiderland. Volgens de verhalen zou het naar Wedde zijn gevlucht of zijn verjaagd na de Marcellusvloed van 1316. In Wedde wordt rond 1360/1370 de Wedderborg gebouwd. Deze datering wordt gegeven na enige archeologische opgravingen. De verbintenis van de opkomst van Addinga met de Marcellusvloed berust op latere constructies en heeft naar alle waarschijnlijkheid zelfs helemaal niets met Dollardoverstromingen te maken. Het ontstaan van de Dollard kan met zekerheid pas gesitueerd worden in de eerste helft van de 15e eeuw.

 

De oorsprong van het geslacht Addinga is er in ieder geval in een duister licht mee komen te staan. Als Egge (II) Addinga in 1474 probeert te bewijzen dat de Addinga's al minstens honderd jaar de heerlijkheid Wedde bezit met afschriften van de bisschop van Munster en de abt van Corvey, heeft hij inmiddels alle schijn tegen. In 1474 blijkt dat de Addinga's behalve de heerlijkheid Wedde en Westerwolde ook het gericht van Winschoten (ook voogdij van Winschoten geheten) in leen hebben. Vanwege de Reiderlandse achtergrond van Winschoten is het een mogelijk dat de Addinga's uit deze plaats afkomstig zijn geweest.

 

In 1391 wordt voor het eerst in een oorkonde van het huis te Wedde gesproken. Egge (I) Addinga (zoon van de stamvader Adde) wordt echter nog aangeduid als hoofdeling in Reiderland. De bevolking van Westerwolde kan moeilijk de heerschappijvan Egge Addinga accepteren, met name het stempel dat hij drukt op het bestuur en rechtspraak. Egge (I) bestuurt met willekeur en in conflict met het Westerwoldse landrecht als hij de rechtszetel van Vlagtwedde naar Wedde verplaatst. Als Egge (I) op weg wordt van Onstwedde naar Wedde, is hij in de buurt van Wessinghuizen aangevallen en vermoord door de woedende Westerwolder. Toch blijkt de macht van de Addinga's nog volledig intact. De inwoners van Westerwolde beloven op 4 juni 1391, aan de minderjarige kinderen van Egge: Adde, Haye en Boele, Egge's weduwe Focke Kekesma en Oomke (ook Unico genoemd) Ripperda (proost en hoofdeling in Farmsum) en Wyarde Memminge (hoofdeling in Bunde), Memmen en zoon Tiabbeken Jelderkes de verplichtingen na te komen die zij ook hebben gehad met de overleden Egge. Laatsgenoemde personen zijn allen verwant aan Addinga. Op 12 maart 1392 verkopen Wyar de Memminge, Memmen en Tiabbeken Jelderkes hun rechten op het slot van Wedde en Westerwolde aan de Addinga's. In 1391 wordt Egge Addinge in Westerwolde genoemd onder de capitales (hoofdelingen) van Reiderland, evenals in 1420, al lijkt dat gezien de moord niet mogelijk. In 1400 beleent de bisschop van Munster beide broers Haye en Boele met Westerwolde.

 

De Addinga's blijven nagenoeg de gehele 15e eeuw aan de macht in Westerwolde. In Winschoten verliezen ze veel macht als de inwoners een verbond sluiten met de stad Groningen. In 1478 worden ze verdreven door troepen van de stad Groningen. De borg wordt vernield. Pas in 1486 mogen de Addinga's terugkeren op de Wedderborg. Haye Addinga krijgt daarvoor dan van de bisschop van Münster toestemming.
In de kerk van Wedde ligt nog een zerk van de in 1492 gestorven Haye Addinga met het volgende opschrift: "Int jar uns Heren MCCCC un XC und II des Fridages na Marien Verkundighe starf Haye Addinghes, Hooflink van Westerwolde, des sinesiele mote resten in den vrede. Amen".

 

De Addinga's worden, volgens o.a. Abel Eppens in zijn kroniek (16e eeuw) in tegenstelling tot vele andere aanzienlijke geslachten, niet hoofdeling of heerschap genoemd maar "jonke"', evenals de Ripperda's en de Onsta's. Zij behoren tot "de oldsten".

 

In Feenstra's "Adel":"'Al dezen (de Addinga's), de Ewsums, Manninga's en Ripperda's werden rond 1500 beschouwd als hoofdelingen van bijzondere rang, als "adel". Zij waren de enigen, die als "erentfest" werden aangeduid".
De inneming van het huis te Wedde door Graaf Willem Lodewijk op 30 augustus 1593 (de borg ligt linksboven).
Afb. rechts:
De inneming van het huis te Wedde door Graaf Willem Lodewijk op 30 augustus 1593 (de borg ligt linksboven).

Haye (III) Addinga is nog minderjarig als hij in 1523 de rechten op Wedde en Westerwolde terug krijgt. Dit is van korte duur: In 1530 werd de borg ingenomen door Berend van Hackfort in opdracht van Karel van Gelre. Hackfort werd aangesteld als drost en versterkte de borg. Hij slaagde er echter niet in de borg in handen te houden, in 1536 werd de borg ingenomen door Georg Schenk van Toutenburg die namens Karel V de functie van drost ging bekleden.

 

Bij het begin van de tachtigjarige oorlog in 1568 neemt Adolf van Nassau zijn intrek in de borg. Vanuit Wedde trekt hij op naar Heiligerlee, waar de slag wordt gewonnen, maar Adolf sneuvelt. Tijdens deze veldslag sneuvelt ook Jean de Ligne, de graaf van Aremberg (1525-1568). Aremberg is heer van Westerwolde. In de volgende 25 jaar is de borg afwisselend in handen van de Spanjaarden en de Staatsen. In 1593 wordt de borg definitief ingenomen door Willem Lodewijk van Nassau.

 

Uiteindelijk koopt de stad Groningen de heerlijkheid Westerwolde. De borg wordt de zetel van de drost namens de stad. De stad zal heer blijven tot de Franse tijd. In die bijna twee eeuwen is de borg nog tweemaal veroverd, beide malen door de bisschop van Munster.


De burcht te Wedde.
Foto boven: De burcht van Wedde.

 

Een van de opmerkelijkste drosten in deze periode is Rudolf de Mepsche. Deze is oorspronkelijk grietman te Faan. Zijn positie in Faan is echter onmogelijk geworden na een veelvoud van door hem begonnen processen wegens sodomie. In 1750 wordt hij daarom 'weggepromoveerd' naar Wedde, maar ook daar is hij niet te handhaven.

 

De Franse tijd bracht ook het einde van de heerlijke rechten. Westerwolde wordt een deel van de provincie Groningen. De drost wordt baljuw, maar blijft nog wel belast met de rechtspraak, Dit duurt nog tot 1818 als de laatste baljuw President van de nieuwe rechtbank te Winschoten wordt.

 

De stad heeft geen belang meer bij de borg en wil deze verkopen voor de sloop. Dat wordt voorkomen doordat de borg door notaris Koning wordt gekocht. De familie Koning is tot 1955 eigenaar van de borg. In dat jaar wordt de borg verkocht aan het waterschap, later, in 1990, aan de gemeente Bellingwedde.

Heraldiek
Het wapen van Haye (II) Addinga (ontleend aan Ripperda?), overleden 30 maart 1492: In blauw een geharnaste galopperende man te paard, zwaaiend met een zwaard boven de gepluimde helm, alles van goud. Helmteken: een uitkomende draak met opgeheven vlucht. Dit wapen komt ook voor bij de families Tho Nansum en Ripperda (die vermoedelijk uit een stam voortkomen). Overigens voert Haye's vader, Egge (II), een leeuw als wapen, het oorspronkelijke wapen van de Addinga's.


VERHAAL BIJ Uco (Fockena) Ukena Von Neermoor [5350].
Uko is hoofdeling van Neermoor en heer van Aurich en Brookmerland. De hoofdelingenzetel van het geslacht der Ukena's is de borg Edramoor in Mormerland geweest. Er bestaat nog een munt, -de oudste der tot nu toe bekende hoofdelingenmunten van Oostfriesland-, een Tournois (= te Tours geslagen) uit het midden van de 14e eeuw, van "Uko,domus (afkorting van 'domicel lus" = heer)" met een typische rand van 12 lelies. Zijn vrouw Amcke stamt mogeljk uit een adellijk geslacht. Anderen spreken van een hoofdelingengeslacht uit Lengen, dat waarschijnlijk zetelt op de (in 1535 afgebroken) borg te Gross-Sander. Daarvan zijn in het landschap nog sporen terug te vinden. In de stamboorm van Jäger, Rappard, Bauwerman, Rietbergen e.a. lezen we het volgene: "Das Lengener Land wurde erstmals 1398 in einer Urkunde erwähnt. Zu der Zeit bestand Ostfriesland noch aus 12 Völkerschaften, unter anderem die Kyffhäuser, die Borsumer, die Stickhausener und die Lengener. Das Gebiet der Lengener befand sich im östlichen Teil des Stickhausener Amtes. Zwischen den 12 Völkerschaften Ostfriesland kam es oft zu Auseinandersetzungen. Um den ewigen Streitereien ein Ende zu setzen, schlossen sich die Häuptlinge under Edzart Cirksena zusammen und bekämpften nun gemeinsam die von Osten einfallenden Oldenburger.'.
Uco zou overleden zijn voor 1399 te Osterhusen. Er is ook een bron die aangeeft dat Uko is overleden op 25-07-1433 in Osterhusen. Hij wordt begraven in de Augustinuskerk te Appingedam.


VERHAAL BIJ Uncko Ripperda [5508].
Wapen: In zwart een geharnaste galopperende man te paard, zwaaiend met e en zwaard boven de gepluimde helm,alles vangoud. Helmteken: een uitkomen de draak van goud met opgeheven vlucht. Dekkleden: goud en zwart.
Schildhouders: twee draken van goud, "gehalsband van hetzelfde".De Ripper da's worden, in tegenstelling tot de veleandere aanzienlijke geslachten, niet hoofdeling of heerschap genoemd maar 'jonker', evenalsde Onsta's en de Addinga's.Met deze laatste familie waren zeker bloedbanden. Unico Ripp erda van Farmsum was bijvoorbeeld voormond van Haye en BoleAddinga. Verd er is het wapen van de Addinga's exact gelijk aan aan dat van de familie Ripperda, behalve het 'email' vanhet veld dat bij de Addinga's azuur is. Ook komen in beide geslachten vaak dezelfde namen voor. In "De Wapenherau t": "Denaam van het geslacht Ripperda zal wel af te leiden zijn van de ma ns voornaam Rippert (Rupert),zoals meer Frieschegeslachtsnamen eigenlijk patronymica zijn. In het Oorkondenboek van Groningen en Drenthe vindt m en Ripperda alsRipperdes,Rypperdes en zelfs nog.
duidelijker: Rypertszoen. Verder komt een Rippert Ripperda bij verschille nde schrijvers voor.Als curiosum zij hiermeegedeeld de naamsafleiding va n: 'reit das Pferd da', blijkbaar inverband met het wapen. Ook moet er ee nefamilietraditie hebben bestaan,volgens welke aan vele leden van het ges lacht te paard een ongeluk zou overkomen.


VERHAAL BIJ Unico I Ripperda [5344].
Unico I ondertekent een verdrag tussen hertog Albrecht van Beieren en de Ommelanden. Deze Albrecht is de broer van Willem V, van 1354 tot 1389 diens ruwaard, daarna zijn opvolger. Albrecht heeft zich diepgaand met het noorden ingelaten. In zijn sterfjaar raakt hij in een twist met de Hanzestad Hamburg, als hij 200 Spitsbroeders van de zeerover Störtebecker in Farmsum een schuilplaats biedt.
De loden doodkist van Unico is bij de herbouw van de kerk te Farmsum voor de dag gekomen en in 1865 in de opnieuw opgetrokken kerk aldaar neergelaten, rechts van het koor.
Over de vrouw, waarmee hij getrouwd is geweest, is vrijwel niets bekend.

Van Fretmarschem tot Farmsum.
Omstreeks het jaar 1000 spreekt men voor het eerst van het dorp Farmsum: "Fretmarashem". In het jaar 1228 is er sprake van ' Fermeshem'. Aan het einde van de 14e eeuw wordt de naam als 'Fyrmesen' geschreven en nog later als 'Fermissum' en Farremsem'. De rechtspraak is in handen van de Ripperda's, de bewoners van de borg.

De borg in Farmsum
In ongeveer 1270 wordt het steenhuis genoemd. In 1323 wordt de naam Ripperda aan het huis gekoppeld. In 1681 is er sprake van een borg met met een schathuis en traptoren, paardenstal, brouwhuis en 62 grazen land.
In 1745 wordt het interieur van het huis beschreven: een blauwe, een rode en een groene kamer, een klein kamertje, een grote zaal, een voorhuis een voorkamer, een keuken en een kamer daarnaast, een slaapkamer, gang en eetkamer enz. Poort, brouwhuis, koetshuis, schuur, provisiekamer en zolders completeren het beeld. In 1811 wordt het geheel afgebroken. Bewoners Tot 1681 wordt het huis bewoond door de familie Ripperda. Een eeuw lang bleef het huis van de familie Rengers. Vanaf 1246 wordt in een oorkonde, die trouwens niet als echt erkend wordt, Hayo Ripperda van Farmsum genoemd. Vanaf Unico Ripperda, die in verschillende oorkonden van 1375-1400 wordt genoemd, is het geslacht te volgen. Hij kan dan ook als de stamvader van de Ripperda’s worden genoemd.


De Farmsumer Borg en haar bewoners
In 1687 wordt de borg Farmsum, die eigenlijk maar in handen van twee families is geweest, verkocht en kan men uit de verkoopbrief lezen: "De borch tot Farmsum uit het water opgetimmerd met het schathuis en toorn an de sijdt, met graften, bomen en plantagien en appelhof groot omtrent 12 grassen, met een groot keukehof met 40 grasen en 46 deimtes landes. De staende jurisdictie so civile als criminele over 5 dorpen als Farmsum, Weywart, Heveskes, Oterdum en Mithuisen, over welke 5 dorpen de coper de kerkvoogden alleen kan stellen, welcke ook rekenige an hem moeten doen. Het recht van unicus collator tot Farmsum, Oterdum en Mithuisen. Het Dijckgraaffschap over zee- en somerdij ken, waaronder verscheidene carspelen behoren. Het overste scepperschap van Farmsumerzijl, ses dijckrechter-eeden tot Farmsum, een dijckrechterseed tot Weywart en Collatie, het recht van een uitmijnder te mogen stellen, enige gestoelten en alle graven op 't choor in de kerke te Farmsum. ".

 

Uit deze opsomming blijkt wel duidelijk, dat de heren van de borg te Farmsum zo in de loop der tijden machtige heren zijn geworden en veel hebben te zeggen in het dagelijkse bestel van hun onderhorigen. De eerste heer op deze borg, dat eigenlijk wel een kasteel mag worden genoemd, is Unico Ripperda.

 

Deze is de eerste die in authentieke oorkonden wordt vermeld. Toch is deze heer niet bepaald gelukkig. Het is vroeger net als nu: er wordt wel eens op het verkeerde paard gewed. Dat doet Unico Ripperda, als hij zich schaart aan de zijde van de Vetkopers, die de Ommelanden aan Albrecht van Beieren heeft opgedragen. Een van zijn wonderlijke daden is, om op zijn slot te Farmsum een legertje van 400 zeerovers onder te brengen. Dat zijn de zogenaamde Victaliebroeders of Likedelers. Dit zijn in feite zeerovers die in 1399 door de Hanzestaten en de koning van Denemarken zijn verdreven en zijn uitgeweken naar de Noordzee, de Eems en de Lauwerszee. De eigenaardige naam hebben ze gekregen, als zij in 1393 het belegerde Stockholm van victalie hebben voorzien.


Als bondgenoten krijgen zij naast zich verschillende Oostfriese heren, die hierdoor niet bepaalt armer worden. "Crime does not pay", dat geldt nog altijd. Ook voor de Victaliebroeders komt het einde, als zij in 1401 het onderspit moeten delven tegen de Hanze en eenvoudig vernietigd werden. Het samenwerken van Unico Ripperda, heer van Farmsum, met deze zeerovers kom hem dan ook duur te staan. De Groningers die een aanval hebben gedaan om het roversnest uit te roeien, mogen dan bij de eerste aanval worden afgeslagen, drie dagen later veroveren ze het slot en moet Ripperda het gedogen, dat hij een bezetting van de vijand krijgt.

 

De opvolger van Unico is Hayo. Deze verzet zich tegen het stapelrecht en komt hierdoor in botsing met de stad Groningen. In 1434 wordt de olderman Willem Wicheringe naar Farmsum gezonden, om daar het stapelrecht erkent te krijgen. Deze afgezant wordt door de mensen op de borg doodgeslagen en daarmee krijgt Hayo Ripperda te maken met een zeer verbolgen stad die hem tenslotte zo klein weet te krijgen, dat hij op Sint - Laurentiusavond 1434 gedwongen is zich met zij tegenstander te verzoenen. Zijn tegenstanders eist een boet van 500 arentsgulden en dwingt hem de borg open te stellen voor Groningers. Dat het stapelrede gehandhaafd blijft, ligt natuurlijk voor de hand.

 

Alle bewoners van de borg Farmsum de revue te laten passeren, zou een boekwerk ten gevolge hebben.

 

Een enkel voorbeeld, hoe groot de macht van de heren is en hoe die ook wel eens ten koste van het algemene belang in het oog houden, vormt het relaas van een gebeurtenis uit het leven van Unico Ripperda, hoveling van Oosterwijtwerd, Holwierde en Uitwierde en proost van Farmsum. M, ten Broek schrijft in de Groningse Volksalmanak 1936 het volgende interessante verhaal: "Unico Ripperda, de man van Uiske Ukena, was in de Ommelanden een man van betekenis. In het jaar 1473, een jaar voor zijn dood (hij overleed aan de pest) zonden de Stad en Ommelanden een gezantschap naar keizer Frederik die zich in dat jaar te Keulen bevond, om aan deze vorst te verzoeken: de bevestiging der oude vrijheid tegen de aanslagen van den Hertog van Bourgondië, de bekrachtiging der oude verbonden tusschen Stad en Ommelanden voor altijd en de bescherming des rijs tegen geweld. Verder moesten de gezanten onderhandelen over het potessaatschap van Friesland, den gouden muntslag en verheffing van alle raadsleden in den adelstand, aan die Stad door dien keizer aangeboden.

 

Tot dit gezandschap behoorden, behalve een der Groningsche burgemeesters en de stads-secretaris, de beide Ommelander edelen Unico Ripperda en Johan Rengers. Zij kwamen te Keulen, doch vernamen dat de keizer was vertrokken. Vervolgens reisden zij naar Andernach, waar zij door de vorst werden ontvangen. Zij moesten zich echter tevreden stellen met enige vage beloften. Konden zij dus voor de belangen van hun zenders weinig doen, hun eigen belang wisten zij des te beter te behartigen. Zij wisten namelijk brieven te verkrijgen waarbij hun het rechtsgebied in hun kerspelen de tol en, het recht om gouden munt te slaan, werd verleend. Dat Unico Ripperda ook werkelijk van het verkregen muntrecht gebruik heeft gemaakt, blijkt wel uit een mededeling van den reeds meermalen genoemden kroniekschrijver Harkenroth, die beweert dat hij deze munten gezien heeft.

In 1474 keerden de gezanten naar hun woonplaats terug. Rengers was tijdens hun afwezigheid tot burgemeester van Groningen gekozen. Na hun terugkeer deelden zij den hunner bemoeiingen aan de in de St. alburgskerk te Groningen vergaderde Staten der Ommelanden mee. Over de door hen verkregen voorrechten zwegen de heren natuurlijk. De vergadering hoorde de lezing der stukken bedaard aan, zonder de gezanten te loven of te laken. Waarschijnlijk hebben de heren met hun missie nog een ander voordeeltje behaald. Uit zijn verantwoording bij de Stad en Ommelanden gedaan blijkt dat aan Rengers ook aangeboden was het ridderschap, doch dat hij hiervoor had bedankt en dat de keizer in plaats daarvan hem met voornoemde giften had begunstigd. " Wanneer men zoiets leest zou men willen zeggen: "Niets nieuws onder de zon." In 1687 werd het slot verkocht, was de "regering" van de Ripperda's ten einde. Eigenaar werd Ephraim van Wervelde, die de burcht niet lang daarna overdroeg aan Edzar Rengers en Catharine van der Noot.

 

VERHAAL BIJ Amcke van Lengen [5351].
Amcke (of Amcke) komt uit Lengen in Oost-Frieland, een plaats tussen Aurich en Oldenburg.

 

VERHAAL BIJ Folckermarus (Folcmar) Onsatha De naam wordt ook wel vertaald als Folkmarus Onstra. [5470]


De familienaam
Folckmarus ONSATHA, geboren rond 1263: In "De Ommelander Borgen en Steenhuizen" van dr. W.J. Formsma e.a. (blz. 340 vv.) staat o.a.: "Het geslacht Onsta (oudtijds Onseda, Onsitha, Onsatha etc.) behoort tot de oudste en voornaamste families in de Ommelanden.. het is niet duidelijk hoe de genealogie Onsta in elkaar zit. Wapen: "In rood een goudgetongde en genagelde zwarte leeuw. Helmteken: een uitkomende leeuw." Hun borg heeft zich bij Sauwerd bevonden. De Onsta's worden, in tegenstelling tot de vele andere aanzienlijke geslachten, niet 'hoofdeling' of heerschap' genoemd, maar 'jonker', evenals de Ripperda's.

 

De eerste bij naam bekend is Folcmar, die in 1325 en 1326 Hunsingo vertegenwoordigt. Een Folcmar wordt ook in 1364 genoemd als hoofdeling te Sauwerd. Vervolgens is het Onno die als hoofdeling een rol speelt in 1371, 1384 en 1386. Hij zal in 1398 zijn gestorven. In dat jaar behoort zijn zoon Aylko, dan Verhildema genoemd, met andere hoofdelingen tot de partij der Vetkopers. Zij dragen de Ommelanden aan de graaf van Holland op, die zij als leenheer erkennen. Zij worden door de Groningers verslagen. Het huis te Sauwerd wordt in 1400 door hen belegerd en ingenomen. Sicke Benninge (van de kroniek) beschrijft deze gebeurtenis als volgt:

 

"Up den bijnnenster hoeffstede stond een steenhuis, dat dicke was van muren XII olde murstenen, ende up de hoffstede stonden V starcke steenhusen, de elke dick weren VIII olde murstenen. Ende als dit ene huus seer toscoten was mijt bussen, soe liep Abeke, de de olde broder was unde om hadde beleggen laten up de husen, unde quam up de uterste hofstede, dear V stenen husen upstunden, so leten de borgers van Groningen enen groten (graft) graven uut Wetsinger sijlrijt ende uuth een diep geheten aen Onstenmanneborgh graven, doe weren de borgers van der steadt vorss. mijt horen scepen in Onstenborchgraff. Ende de borgers wonnen thues mijt groter macht ende arbeit ende nemen de lueden gevangen. Ende Abeken Onsten wort gesloten in de stadt op de Botteringepoerte, daer he langen tijt up satt.".

Een broer van Abeke, Johannes, moet het zegel van Hunsingo dat op de borg berust teruggeven. Abeke is getrouwd met Ecke, die in of voor 1442 is overleden. Hij zelf leeft nog in 1445, aangenomen dat hij identiek is met de Abeke van 1400. Het is namelijk niet duidelijk hoe de genealogie Onsta in elkaar zit. Onno, die in 1398 sterft, en zijn vrouw Yde hebben 7 zoons en een dochter, Evert. Deze dochter trouwt met Ewe van Ewsum. Maar van wie de latere Onsta's zonen zijn is niet bekend. Wel is zeker, dat ze betrokken blijven in de oorlogen na 1400 tegen Groningen. Ook blijft de verbinding met Verhildersum bestaan, maar of ze daar ook hebben gewoond is niet bekend. Wel kopen ze in de buurt land.

De Onstaborg (Wetsinge) bij Sauwerd.
Afb. boven: "Up den bijnnenster hoeffstede stond een steenhuis, dat dicke was van muren XII olde murstenen, ende up de hoffstede stonden V starcke steenhusen, de elke dick weren VIII olde murstenen. Ende als dit ene huus seer toscoten was mijt bussen, soe liep Abeke, de de olde broder was unde om hadde beleggen laten up de husen, unde quam up de uterste hofstede, dear V stenen husen upstunden, so leten de borgers van Groningen enen groten (graft) graven uut Wetsinger sijlrijt ende uuth een diep geheten aen Onstenmanneborgh graven, doe weren de borgers van der steadt vorss. mijt horen scepen in Onstenborchgraff. Ende de borgers wonnen thues mijt groter macht ende arbeit ende nemen de lueden gevangen. Ende Abeken Onsten wort gesloten in de stadt op de Botteringepoerte, daer he langen tijt up satt.".


Met zekerheid treffen we als hoofdeling te Sauwerd aan Abel Onsta, getrouwd met Hille Jarges. Abel komt in 1456 met de stad Groningen tot een overeenkomst over de Herathemagoederen te Eenrum, waarvan hem een deel toekomt. Ook in 1475 komt hij als zodanig voor. Hij blijft anti-Gronings en geldt voor een vriend van de Bourgondiers die de traditie van de Hollandse graven voortzetten vaste voet te krijgen in Friesland. Zijn 'slot' wordt in 1468 zeer sterk genoemd. Verder weten we nog dat hij in 1477 8,5 van de 12 redgerschappen bezit in de rechtstoel Leens. Hij overlijdt in 1483, getuige zijn grafsteen, eerder in de kerk te Sauwerd en nu in het Groninger Museum. Hille Jarges sterft in 1498. Na de dood van Abel volgen zijn zonen Hiddo en Eylco als hoofdelingen te Sauwerd. Hiddo sterft in 1491. Eylco is getrouwd met Oede Rengers. Hij speelt een rol in de oorlogen die in 1498 beginnen. Ook hij is bij de antti-Groningse partij. Onstaborg en Verhildersum worden dan ook door de Groningers aangevallen en beschadigd. In een brief van 1514 aan de graaf van Oost-Friesland kunnen we lezen:


"...dat huis tho Sawert, daar waren 4 goede stijnhuizen toe, die twee met leijden gedekt, ende die andere met dubbele pannen, ende de twe goede steijnkameren daar bij getimmert, des gelijke een kamer beneden ende boven. Alle deze huisen waren well gezierd en gestoffiert mit alle dingen daar zu behoorden unde welbeschoten mit wagenschotte, alle de kameren beneden unde boven. Daar waeren 10 slaapkameren mit beddesteden, daar waren 25 beschoten beddesteden, unde 3 schoersteenen op den huisen und alle die huisen eijne solder boven die kameren, unde eijn dijll twee solderen.-Alle die vensters met dikke iseren tralien, unde kelders ook met ondervensters. Alle dat ijseren werk, dat daaran was, hebben die Groningers met ijere hulpers te Groningen gevoerd. Daar bij eijn guet steijnhuis daar men in bruwet, 21 gebint lank, alle die balken niet zoo klein, hij was 5 vierendeel voet kant aan den einde unde dat huis solderen hoge boeven die balken, unde allen van gueden gekanten eijcken holt daar na hoogte und wijdt. Noch ein goede schuire van gueden holte, daarbij eijnen gueden peerde stalle, die stalle mit de schuure bijna zoo lank als dat bruwehuis, dit hebben zij alle verbrand met bruggen ende poorten unde eijn diel bomen afgehouwen in den hoeven, alzo dat zulkx niet gemaakt en was met 808 gulden, als zij daar gebrand en afgebroken hebben...".


De totale schade die hij aan de huizen te Sauwerd, Groningen en aan andere zaken geleden heeft, berekent hij op 13.400 goud gulden. Daar komt nog bij de schade aan Verhildersum voor 1250 goud gulden. Of hij daar iets voor vergoed gekregen heeft is wel zeer de vraag. In 1521 stierf Eylco.

 

Vervolgens treffen we zijn zonen Hidde, gestorven 1543, en Abel, gestorven 1558, en Abels zoon Aepke, gestorven 1564, als hoofdelingen te Sauwerd aan. Een andere zoon, Pieter, woont in 1533 op Schelligeheerd onder Wetsinge. In 1544 hebben Abel en Hidde, die volgens een ander bericht reeds in 1543 overleden zou zijn, een overeenkomst aangegaan over de rechten. Deze bleven gemeenschappelijk, maar de bediening zullen ze verdelen. Wanneer de een de rechten in de Marne zal bedienen, zal de ander dat doen buiten de Marne. Om de 6 jaar zal dat wisselen. De rechten buiten de Marne worden opgesomd. Zij liggen verspreid over een groot aantal kerspelen. In Sauwerd en Wetsinge bezitten de Onsta's twee van de vier ommegangen, in Obergum acht van de eenendertig, in Eenrum vier van de achttien, in Noordwolde drie van de dertien, in verschillende andere kerspelen een of twee. Van elders weten we, dat zij in dat jaar in de Marne de staande rechtstoel van Leens bezttten, in Warfhuizen, de Grote en de kleine redschap ongeveer de helft, terwijl aan het einde van de 16e eeuw ook de rechtstoel van Wehe en Zuurdijk staande is geworden. Door vererving en koop hebben zij deze rechten weten te verkrijgen.

 

Wie er eigenlijk eigenaar van de Onstaborg is, blijkt niet. Wel is zeker dat de zoon van Hidde, Eilco, later de borg bezit. Hidde pacht in 1525 van Gerlach de Bever de halve proosdij van Leens, die de bisschop van Munster hem voor zijn leven geschonken heeft, voor 21 hoornse guldens. In 1537 koopt hij de andere erbij van Alef van Munster. Na de dood van Hidde bevestigt Karel V in 1545 diens oudste zoon, wegens de diensten die zijn vader hem bewezen heeft bij de overgang van Groningen in 1536, in het bezit van de wereldlijke proosdij van Leens met de tienden en alle gerechtigheden die vanouds daarbij horen. Deze oudste zoon, uit Hidde's huwelijk met Johanna van Camphuysen, is dan nog minderjarig. Dit is Eylco, geboren in 1538, de oude genaamd ter onderscheiding van zijn gelijknamige neef, de zoon van Abeke Onsta. Het is niet geheel zeker of hij dezelfde is geweest als Eylco Onsta die de pastoor van Bedum, Regnerus Papinck, in 1570 vermoordt. Wel is zeker, dat Eylco de oude van 1573-1575 gevangen zit te Groningen, maar om welke reden is niet bekend. Hij sterft daar in 1575 aan de pest. Hij is getrouwd met met Elisabeth van der Eze, die zich van hem laat scheiden. Kinderen laat Eylco niet na, want zijn erfenis komt aan zijn zusters Ida en Adda, van wie de eerste getrouwd is met Roelof van Munster en de tweede met Claas van Burmania. Bij de boedelscheiding van 1576 verkrijgen Roelof van Munster, hoofdeling te Duursum, en Ida Onsta het huis te Sauwerd met alle gerechtigheden. Hij tracht ook voor zijn zoon Rudolf de proosdij Leens te verkrijgen in 1577.

 

Roelof van Munster en zijn vrouw verkopen in een niet bekend jaar Sauwerd aan Caspar van der Wenge, hoofdeling te Oldersum in Oost-Friesland, in 1582 getrouwd met Oede Onsta, een dochter van Aepco Onsta en Gela van Ewsum. Gedurende de 80-jarige oorlog heeft het huis veel te lijden. Door de Spaanse soldaten is het 'destruert und niedergelecht, das nur ein geringes ausserhalb ein hoff oder gartte davon ubrigh', zo schrijft in 1587 de graaf van Oost-Friesland in een brief aan de hoofdmannen van Stad en Lande waarin hij er ten behoeve van zijn onderdaan Caspar van der Wenge op aandringt, dat de soldaten het huis ontruimen.

 

Omstreeks 1628 is de behuizing nog 'ruineus' en bewoond door een arbeider. Het huis is dan eigendom van Boiocko (Boyo Ocko) van der Wenghe, in 1583 geboren als zoon van Caspar van der Wenghe en Oede Onsta. Deze komen in 1609 nog voor als hoofdeling en vrouwe te Sauwerd wanneer een klok gegoten wordt. Wanneer Caspar is overleden, is niet bekend (na 1598), zijn vrouw sterft niet lang voor mei 1615. Boyo Ocko sneuvelt als ritmeester in Staatse dienst in 1640 bij Hulst. Zijn erfgenamen verkopen de borg aan Bernard Coenders van Helpen, die op zijn beurt in 1658 hem overdraagt aan kapitein Hendrik Ruse. Het goed wordt dan aangeduid als een oud adellijk huis met staande hoge jurisdictie en gerechtigheden, het halve zijl- en dijkrecht met jacht en visserij, de enigste collatie van de pastorie en kosterie te Sauwerd alsmede gestoelten en graven met de blauwe stenen in de kerk, met de collatie van de prebende (fonds voor liefdadigheid), met hovingen en ruim 97 grazen land, het borgterrein inbegrepen. Het prebende-land is groot 15 en kwart gras en 31 jukken. In de borg woont dan de weduwe van een zekere Geert Lambers. De koopsom van het geheel bedraagt 40.600 gulden.

 

De koper, Hendrik Ruse, te Ruinen als zoon van een predikant geboren, wordt beroemd omdat hij goed vestingen kan bouwen. Bekend is hij met name geworden door de aanleg van de vesting Harburg, waarvoor hij werd vereerd met een gouden draagpenning, in 1660. Ook schrijft hij een boek over de vestingbouwkunde. De koning van Denemarken, in wiens dienst hij treedt, verheft hem tot baron van Rusensteen. Hij overlijdt in 1679 en wordt in de kerk van Sauwerd bijgezet. Ook zijn moeder en zijn vrouw Susanne Dubbengiesser liggen daar begraven. Zijn enige dochter en erfgename Johanna Maria is in tweede echt gehuwd in 1678 met de Deense officier Christian Juel (Juul). Na zijn dood hertrouwt zij met generaal Gregers Dae, die in 1712 sneuvelt bij Gadebusch. Zijn vrouw is drie dagen tevoren gestorven. Beide liggen in de dom te Viborg in koperen sarcofagen begraven. Zowel de baronie Rusensteen, noordelijk van Ringkoebing, als het huis Sauwerd vererven op Ove Henrik Juel. Deze verkoopt de borg aan Johan Herman eiser, die nog in 1716 als zijn geconstitueerde redger optreedt. Keiser overlijdt in 1718, waarna zijn erfgenamen in 1725 een erfwissel aangaan met Alegonda Maria Tjarda van Starkenborgh, geboren Clant, waarbij deze de borg verkrijgt met de behangsels, stallingen, schathuizen, appel- en andere hoven, 11,5 gras groot, met grachten, singels, bomen en plantages; verder een staande jurisdictie, staande collatie, de halve schepperij van Sauwerd en Wetsinge, waarvan de vrouwe van Wetsinge de andere helft in bezit heeft, de staande zijlrechtereden van Sauwerd en Tijum en andere rechten en landerijen.

 

Wetsinge en Sauwerd zijn nu weer in een hand. Dat betekent het eind van de Onstaborg te Sauwerd. Het huis, dat in de 17e eeuw herbouwd is, wordt gesloopt, de rechten gevoegd bij het huis te Wetsinge. In 1765 en 1766 verkoopt douairiere Rengers met het huis te Wetsinge ook het schathuis te Sauwerd en het binnenhof met de daarom lopende gracht.

Huidige toestand.
Het borgterrein is diep afgegraven en de grachten gedempt. Daardoor is een steile wand ontstaan tussen het terrein en de wierde van Sauwerd waar vroeger de kerk stond. Het huisje op het terrein is uiteraard verdwenen. Bij de ingang van het terrein staat een nieuw huisje waarop 'schathuis' staat.

 

VERHAAL BIJ Onno Onsta Ferhildema [5467].
Hij is bewoner van de borg Verhildersum. Het is onduidelijk hoe hij in het bezit is gekomen van deze borg, mogelijk door zijn (onbekende) vrouw.

 



Parentatie VIII

256.              = 204  Folckermarus (Folcmar) Onsatha De naam wordt ook wel vertaald als Folkmarus Onstra [5470], relatie (2) met NN Nn [5472], zie 607 . Uit deze relatie een dochter, relatie (1) met
257.              = 205  NN Nn [5471].
Folckermarus (Folcmar) Onsatha De naam wordt ook wel vertaald als Folkmarus Onstra [5470], relatie (2) met NN Nn [5472].
Uit deze relatie een dochter:
102b.            Bawe (Bouwe) Eduarda Onsta [5473], geb. na 1310, kerk.huw. (resp. hoogstens 50 en ongeveer 4 jaar oud) in 1360 met Ewo Tammena van Jemgum [5400], zn. van Tammo Van Ewinga [5411] en NN [5412] , geb. te Jemgum, Oost-Friesland, Dld. circa 1356, ovl. (hoogstens 55 jaar oud) voor 8 sep 1411 (zo), zie 296 . Uit dit huwelijk 5 kinderen.

296.              Ewo Tammena van Jemgum [5400], tr. (1) met Bawe (Bouwe) Eduarda Onsta [5473], dr. van Folckermarus (Folcmar) Onsatha De naam wordt ook wel vertaald als Folkmarus Onstra [5470] en NN Nn [5472] , geb. na 1310, zie 102b . Uit dit huwelijk 5 kinderen, relatie(3) met NN Wiards [5803], geb. circa 1326. Uit deze relatie 2 zonen, geen kinderen, kerk.huw. (NN ongeveer 34 jaar oud) (2) in 1355 met
297.              NN Addinga [5401], dr. van Adde (Hayo) Eggericks Addinga [5402] en NN Nn [5403] .
Uit dit huwelijk 2 zonen:
148a.            Hayo Tammena Van Jemgum [5802], geb. te Jemgum, Oost‑Friesland, Dld. circa 1354, hoofdeling, ovl. (ongeveer 89 jaar oud) in 1443, relatie met Reinske Abdena [6383], geb. circa 1348. Uit deze relatie 3 kinderen.
148b.            Eggerich Ewen van Jemgum [5399], geb. circa 1355, ovl. (minstens 56 jaar oud) na 1411, zie 148 .
Ewo Tammena van Jemgum [5400], geen kinderen, tr. (1) met Bawe (Bouwe) Eduarda Onsta [5473].
Uit dit huwelijk 5 kinderen:
148c.            Mevende Ewinga [5478], geb. na 1373, relatie met Autet von Rhaude [6310], geb. circa 1332, ovl. (hoogstens 107 jaar oud) voor dec 1439. Uit deze relatie een zoon.
148d.            Theda von Rheide [5349], geb. te Rheide [Duitsland] circa 1374, ovl. (hoogstens 37 jaar oud) voor 1411, zie 151 .
148e.            Wiard Ewinga [5477], geb. na 1374.xx
148f.             Tammo Ewinga [5475], geb. na 1375.
148g.            Ocka Ewen Tammenga [5476], geb. na 1376.

Ewo Tammena van Jemgum [5400], geen kinderen, relatie (3) met NN Wiards [5803].
Uit deze relatie 2 zonen:
148h.            Tammo Ewinga [5805], geb. te Petkum [Duitsland] circa 1353.
148i.             Wiard Ewinga Zu Nortmoor [6303], geb. na 1350, Nortmoor, Ost‑Friesland, Dld. hoofdeling, relatie met Ige von Ditzum [6302], dr. van Thio von Ditzum [6298] en Ige Abdena [6301]. Uit deze relatie 2 zonen.

300.              Uco (Fockena) Ukena Von Neermoor [5350], zn. van Beno Uken Ukena Von Neermoor en Nn Nn , relatie met
301.              Amcke van Lengen [5351], dr. van Uncko Ripperda [5508] en NN Lengen [5509] .
Uit deze relatie 3 zonen:
150a.            Focko Ukena [5346], geb. te Neermoor, Ost-Friesland [Dld] circa 1360, ovl. (ongeveer 75 jaar oud) te Appingedam op 29 aug 1435 (za), begr. te Appingedam, Augustinuskerk, zie 150 .
150b.            Uniko von Leer [5387], geb. te Weener, Ost-Friesland, Dld. circa 1356, relatie met NN Nn [6377]. Uit deze relatie 2 zonen.
150c.            Beno Ukena Van Neermoor [5496], geb. in 1365, titel, tr. met Nomma Von Nn [5497], geb. circa 1365. Uit dit huwelijk geen kinderen.


xxxx

302.              = 296  Ewo Tammena van Jemgum [5400], tr. (2) met NN Addinga [5401], geb. te Wedde circa 1321, ovl. (ongeveer 70 jaar oud) circa 1391, zie 297 . Uit dit huwelijk 2 zonen, relatie (3) met NN Wiards [5803]. Uit deze relatie 2 zonen, geen kinderen, tr. (1) met
303.              = 102b  Bawe (Bouwe) Eduarda Onsta [5473].
Ewo Tammena van Jemgum [5400], geen kinderen, tr. (2) met NN Addinga [5401].
Uit dit huwelijk 2 zonen:
151f.             Hayo Tammena Van Jemgum [5802], geb. te Jemgum, Oost‑Friesland, Dld. circa 1354, ovl. (ongeveer 89 jaar oud) in 1443, zie 148a .
151g.            Eggerich (Eggerik) Ewen van Jemgum [5399], geb. circa 1355, ovl. (minstens 56 jaar oud) na 1411, zie 148 .
Ewo Tammena van Jemgum [5400], geen kinderen, relatie (3) met NN Wiards [5803] (zie 296 ).
Uit deze relatie 2 zonen:
151h.            Tammo Ewinga [5805], geb. te Petkum [Duitsland] circa 1353, zie 148h .
151i.             Wiard Ewinga Zu Nortmoor [6303], geb. na 1350, zie 148i .

 

Het huwelijk met Bawe Onsta
Dit huwelijk wordt niet door iedereen als vaststaand aangenomen. De gegevens zijn overgenomen van mevrouw Gretje Schreiber, die in "Der rossdienstpflichtige bäuerlich-bürgerliche Stand und seine Vertreter im Norderland, Ostfriesland" (blz. 38) van deze verbintenis uitgaat.
Het is niet zeker, dat Bouwe Onsta een dochter is van Folcmarus Onsatha, maar gezien de tijd, waarin ze heeft geleefd, zou het heel goed kunnen.

 

VERHAAL BIJ Wiard Ewinga Zu Nortmoor [6303].
Leeft omstreeks 1350 en wordt in 1401 genoemd.

 

VERHAAL BIJ Focko Ukena [5346].

 

DE BORG WINSUM
In hoeverre de Ripperda´s omstreeks 1350 mogelijk reeds in het bezit zijn van een Huis te Winsum is onbekend. Pas in 1445 komen we voor het eerst gegevens hierover tegen in een akte, waarbij de derde vrouw van Fokko Hidde Ripperda Tho Dijkhuizen, ook wel Hiddeke van Wijtwerd genoemd, voor komt, samen met Evert Sickinge, de zoon van Amke, een dochter van Focco en Hidde. Door het huwelijk tussen Focco en Theda heeft Focko veel bezittingen in Groningerland verkregen.

 


FOCKO UKENA

 

xx
Afb. boven: Portret van Focko Ukena. Bron: GNU.

 


Met hem, Focko Ukena, zijn practisch alle protestantse vorstenhuizen in Europa verbonden. Als hoofdeling van Leer en hoofdeling van Oost Friesland en Heer op Dijkhuizen (1435) te Appingedam staat deze Focco als veldheer bekend en als held. Focco Ukena is een zeer avontuurlijk man, een Napoleon in zakformaat, maar dan wel wat ruwer. Maar daarvoor leeft hij ook in de middeleeuwen.

 

Veertig jaar lang is hij de schrik van heel Friesland, ook in het gebied tussen Eems en Lauwers. Hij is van voorname afstamming. De zetel van het geslacht der Ukena's is de borg Edramoor in Mormerland.
Er bestaat een munt, nog wel de oudste der tot nu toe bekende hoofdelingenmunten van Oost Friesland, een Tournois uit het midden der 14e eeuw, van 'Uko, domicus' met een typische rand van 12 lelies. Deze Uko is de vader van Focco Ukena. De moeder van Focco is Amke van Lengen.

 

Focco's familie is dus wel van voorname stand, maar het geld om deze stand op te houden ontbreekt. Volgens oude Friese kronieken heeft Focco zich als jongen veel onder het ruwe krijgsvolk opgehouden. Waardoor de jongen bij deze bandeloze soldatenbendes is terecht gekomen, is niet bekend, maar vermoedelijk niet van weelde. Misschien is hij door armoede tot het avontuurlijke leven van die stropende bendes van middeleeuwse huursoldaten gedreven en heeft hij op die manier de harde Spartaanse opvoeding gekregen, die voor heel zijn leven zijn stempel op hem gezet heeft.

 

Na het doorlopen van deze harde leerschool komt hij in aanraking met Keno tom Broke, de bekende Oostfriese hoofdeling, hoofd van de partij der Vetkopers. Wij moeten echter niet denken, dat de berooide avonturier als ondergeschikte door Keno in dienst wordt genomen. Integendeel, Keno heeft hem als volwaardig partijgenoot in zijn 'fliuta' opgenomen. Al vóór 1417 moet Focco, misschien enigszins als vazal, maar toch als heer over Mormerland beschouwd worden.

 

Keno en Focco hebben allebei groot profijt van hun bondgenootschap gehad. Keno vindt in Focco een zeer.
bekwame troepenaanvoerder, die hem menige overwinning in Friesland heeft bezorgd. Focco van zijn kant krijgt niet alleen de goederen van zijn voorvaderen terug, maar hij wordt ook een vermogend man, door de buit, die hij uit zijn overwinningen weet te behalen.

 

Intussen is Focco getrouwd met Theda van Reide, van wie wij zo goed als niets weten. Ook is niet bekend, hoe lang

hij met haar getrouwd is. Theda moet vóór 1411 zijn gestorven, want in dat jaar trouwt Focco met Hiddeke van Wytwert, Dijkhuizen en Garreweer, de dochter van Sjabbo van Garreweer.
Uit beide huwelijken heeft hij kinderen. Van zijn dochter Bawa schijnt niet vast te staan of zij uit het eerste of uit het tweede huwelijk is.

 

Na de dood van Keno tom Broke vangt de strijd aan tussen diens zoon Occo II en Focco Ukena. Beiden streven naar oppermacht in één hand. Beiden dromen van een heerschappij over een groot, machtig Friesland, zich uitstrekkend van het Flie tot aan de Weser.
Geen van beiden heeft deze droom verwezenlijkt gezien, hoewel Focco in de strijd tegen Occo de wel overwinning heeft behaald.

 

Wil Focco zijn tegenstander met succes bestrijden, dan moet hij eerst 'partyesluden' zoeken en hij moet die trachten te vinden onder de rijksten en en machtigsten van het land. Daartoe bezit hij geen beter middel, dan zijn kinderen uit te huwelijken aan de groten van Oost Friesland. Zijn zoon Udo trouwt met Hymba of Hyma Itzinga van Norden in 1421. Vier jaar later trouwt zijn zoon Uko met Hebe van Dornum. In 1426 trouwt zijn dochter Amke met Sibet van Rustringen, die naast Occo II de machtigste hoofdeling van Oost Friesland is.

 

Met wie zijn zoon Tyo getrouwd is, is niet bekend. Wel is van hem bekend, dat hij als heer van Neermoor op de oude stamborg Edramora heeft gezeten. Het staat niet alleen vast, dat Focco zijn kinderen machtige huwelijken doet sluiten, maar het is ook zeker, dat hij daarmee niet het geluk van zijn kinderen heeft willen bevorderen, doch daarmee allereerst een vijandige omsingelings- politiek tegen Occo II heeft willen volgen. Als zijn 'fliuta' groot en machtig is, vangt Focco de strijd aan en in drie veldslagen weet hij zijn tegenpartij absoluut te vernietigen.
In 1426 verslaat hij in de slag bij Deteren de aartsbisschop van Bremen, één der bondgenoten van Occo II.
In 1427 verslaat hij de Groningers, eveneens bondgenoten van Occo. Deze slag wordt gestreden bij Oterdum. In deze strijd staan de Ommelanders, die de kans schoon zien de gehate stad een hak te zetten hem trouw ter zijde. Hun succes is groot. Indeze slag vallen er veel Groningers en wordt hun aanvoerder gevangen genomen.

 

Focco heeft te Oterdum een burcht, die aan zijn vrouw behoort en hier vindt hij dus dadelijk een vast punt, van waaruit hij de strijd kan aanbinden. Op weg naar Oterdum beginnen de Groningers maar vast met een aanval op het niet bezette Dijkhuizen en roven er alles uit wat maar enige waarde heeft.

 

In 1428 heeft de stad die vernielpartij lelijk moeten bezuren, want dan moet aan Focco schadevergoeding worden betaald. Een derde overwinning wordt door Focco behaald op de Wilde Akkers in Oost Friesland. Dit is ook in 1427, slechts drie weken na de slag bij Oterdum..

 

Occo II wordt hier niet alleen verslagen maar ook gevangen genomen. Hij wordt in Leer in Focco's burcht.
opgesloten.

 

Het oude huis Tom Broke wordt gesloopt en tot de grond toe verwoest. Na deze schitterende overwinning staat Focco op het toppunt van zijn macht. Weliswaar heeft hij zich nooit hoofdeling van Oost-Friesland mogen noemen, maar hij is het wel. Hij heerst niet alleen over het land van Oost Friesland, doch ook over het land tussen Eems en Lauwers. Hij geeft aan dat land, waarin de goederen van zijn vrouw Hiddeke liggen, zijn beroemde Willekeuren, die rechtspraak, bestuur en dijkwezen regelen en deze streken aan de invloed van Groningen onttrekken.

 

Zo heerst hij van de Lauwers tot de Weser oppermachtig! Maar dan keert de wispelturige Fortuna hem de rug toe. De Cirksena's verschijnen op het toneel en komen voor de gevangen Occo op. Focco trekt zich terug in zijn sterke burcht te Leer, maar wordt daar door een sterke strijdmacht ingesloten. Toch weet hij door nacht en nevel dwars door het leger van zijn vijanden te ontkomen. Nu wordt ook Focco's burcht verwoest en met de grond gelijk gemaakt. Zijn kansen staan helemaal niet zo gunstig. Zijn eigen onderdanen hebbn zich bij zijn tegenpartij aangesloten.
Aan zijn zoon Tyo op Edramoor in Mormerland heeft hij niet veel. Ook Udo en Uko kunnen geen hulp bieden. Of de Ommelanders hem nog op het goed van zijn vrouw Hiddeke zullen dulden, is nog de vraag. In elk geval zullen ze hem niet graag in een nieuw avontuur over de Eems willen volgen. Toch bestookt Focco een tijdlang, van het Munsterse Sticht uit, zijn tegenstanders op gevaarlijke strooptochten, die hem veel buit opleveren en die zijn naam als de 'flegende' ruiter hebben gevestigd.

 

Maar weldra moet hij wijken naar Groningerland. En daar zit nu de trotse adelaar gevangen. Alles wat hij in Oost Friesland heeft bezeten aan burchten en landerijen moet hij achterlaten. Ook zijn beide zoons Uko en Udo en zijn schoonzoon Sibet moet hij achterlaten. Zij zijn in 1433 gesneuveld. In de slag bij Bargerbur bij Norden wordt in dat jaar voorgoed afgerekend met de macht van Focco's aanhangers en hierdoor wordt de oude vechtersbaas voor altijd de kans ontnomen tot herstel van zijn vroegere machtspositie. Zijn droom van roem en grootheid is ten einde. Slechts een paar kleine plekjes grond, hier en daar in de weilanden verstrooid, vormen het gebied, waar hij heersen mag.
Van de kinderen uit zijn eerste huwelijk brengt hij alleen Amke, de weduwe van Sibet, mee naar de.
Ommelanden. De kinderen uit het tweede huwelijk zijn er alleen. Amke heeft spoedig haar weduwenkleed afgelegd en is hertrouwd met Evert Sickinge, de man, die in het midden van de 15e eeuw herhaaldelijk voorkomt als proost van Loppersum en hoofdeling te Winsum.

 

Tyo is vermoedelijk met de vijanden van zijn vader tot overeenstemming gekomen en is in Oost Friesland.
gebleven. Zo heeft tenslotte deze Napoleon in zakformaat ook zijn St. Helena gevonden. Lang heeft hij het in ballingschap niet uitgehouden. In 1435 is hij op 29 augustus op de borg Dijkhuizen gestorven. Hij is vervolgens begraven of bijgezet in of bij de Augustijner kerk te Appingedam.

 

Als de kerkvoogdij van Appingedam in 1705 de oude bouwvallige Augustijner kerk willen afbreken, is daartegen verzet gekomen van mevrouw Ripperda uit Oosterwijtwerd, een nakomelinge van Focco Ukena.
Zij heeft toen met de kerkvoogden gecontracteerd, dat de zuidmuur van die kerk, langs het kerkhof, zal blijven staan.
Welk belang kan mevrouw Ripperda daar bij gehad hebben? Hierop lijkt maar één antwoord mogelijk: bij die zuidmuur moet de grafkelder of het graf van Focco Ukena geweest zijn. En de plaats daarvan heeft zij in ere willen houden.
Focco's nagedachtenis wordt ook door zijn nageslacht geëerd door de instandhouding van een brokstuk van de zuidelijkemuur van de borg Dijk- huizen.
Na de dood van Focco hebben lelijke geruchten de ronde gedaan over zijn vrouw Hiddeke, de achterblijvende weduwe. Zij zou haar man hebben vergiftigd. Dit is misschien niet meer dan een vaag gerucht, maar het feit, dat zo 'n gerucht verspreid kan worden, wijst er toch wel op, dat het huwelijk niet al te gelukkig is geweest.
Het zal ook helemaal niet zo verwonderlijk zijn, als Focco op zijn oude dag, na zoveel desillusies en in vernederende ballingschap een onhandelbare brombeer is geworden.
Wie weet hoeveel Hiddeke van zijn kuren en nukken zal hebben geleden en onder zulke omstandigheden heeft menige middeleeuwse vrouw haar man vergiftigd.
Het spreekt vanzelf, dat er na de dood van zo'n man van spokerijen gehoord wordt..

 

Hij stierft in een tijd, waarin onrustige mensen zelfs in hun graf geen rust kunnen vinden. Onthoofde burchtheren keren naar hun huizen terug om er door holle gangen en donkere kelders of langs stoffige torentrappen met het hoofd onder de arm rond te dwalen. De boeren van Overledingerland hebben nog eeuwen lang aan hun kinderen verteld van de 'Flegende Focco', die als een soort wilde jager uit Wodan's legerscharen rusteloos door de lucht rijdt, evenals hij tijdens zijn leven als de 'vliegende ruiter' in wilde stormnachten over de Oostfriese slagvelden heeft gereden.
Op het Huis te Oosterwijtwerd heeft zijn portret nog eeuwenlang voor de schoorsteen gehangen. Het opschrift erboven luidt:

'Focco Ukena van Brokum Höueling to Edermoer end Lüer Her van Aurich end Brockmerland offte Brocum'.
Ook zijn wapen is hierbij afgebeeld. Dit is een witte leeuw in een blauw veld met een rode omgekeerde kroon.
om de hals. Deze kroon moet bewij- zen, dat Focco uit een heel oud en voornaam geslacht stamt.
Karel de Grote zal namelijk reeds aan sommige Friezen de ridderslag gegeven hebben. De tot ridder.
geslagenen ontvangen dan een schild met de keizerlijke kroon. In het wapen van Oost Friesland staan niet minder dan drie geslachten met zulke keizerskronen.
De harpij der Cirksena's draagt er één, de adelaar der Tom Broke's zelfs drie, en de klimmende leeuw in het wapen der Ukena's draagt er één, omgekeerd als halsband.
Eén ding moet tenslotte nog uit het veelbewogen leven van Focco Ukena worden verteld, namelijk het bouwen van Dijkhuizenen het Huis te Oosterwiitwerd.
Hij heeft waarschijnlijk de huizen, die Hiddeke hem heeft aangebracht, niet mooi genoeg gevonden. Iemand, die.
droomt van een gravenkroon en van de heerschappij over een groot Friesland moet natuurlijk in een mooi huis wonen.
Het is niet waarschijnlijk, dat Focco iets geheel nieuws gebouwd heeft. Vermoedelijk heeft hij het reeds bestaande Huis te Oosterwijtwerd en Dijkhuizen bij Appingedam vertimmerd, verfraaid en vergroot.
Het schilderstuk bestaat nog en is in het bezit van Mevr. Douair. Hora Siccama van de Harkstede te Hilversum. Door vererving is het van de Ripperda's, via de families Clant van Stedum, Tjarda van Starkenborgh en Rengers van Farmsum eigendom van genoemde Mevr. Hora Siccama geworden.


xx


Afb. boven: Ocko II tom Brok wordt gevangen voorgeleid aan Focko Ukena na de Slag op
de Wilde Ackers in 1427 (Bron: Tjarko Meyer Cramer, 1803; WP).


De achtergrond stelt een landschap voor. Ukena's handen rusten op en naast een op een tafel liggend boek, waaromheen een bokaal, een pennekoker met inktpot, een spel kaarten, een halve perzik, een halve walnoot, een appel en wat kersen. Vooral de laatste vruchten zijn wel heel eigenaardige attributen van iemand, met wie het zo kwaad kersen eten was als met deze Focco Ukena. Het is heel jammer, dat dit portret niet naar het leven getekend is. De kleren, die Focco draagt, zijn niet van zijn tijd, maar worden ongeveer een eeuw na zijn dood gedragen. Het portret kan niet ouder zijn dan van 1520 of 1530. Het is een typisch vroeg-renaissance portret. Ook de typische renaissance-beker, die voor Focco op tafel staat, wijst op de eerste helft der 16e eeuw. Het portret doet heel sterk denken aan het bekende, door L. Cranach geschilderde portret van Maarten Luther. Natuurlijk blijft de mogelijkheid over, dat het gezicht van een ander portret van Focco is overgenomen. Wat Harkenroth van Focco's wapen meedeelt is niet helemaal juist. Als hij wat beter gekeken had, zou hij gezien hebben, dat de Witte Leeuw geen roden halsband, maar een omgekeerde kroon om de hals draagt. Deze kroon moet bewijzen, dat Focco uit een heel oud en heel voornaam geslacht stamt. (zie hiervoor bovenstaande beschrijving van het wapen).' (Bron: GVA 1935).

 

Hij overlijdt op de borg Dijkhuizen maar is begraven in de Augustijnerkerk van Appingedam (dit is de kloosterkerk) aan de zuidmuur voor het altaar van de Heilige Anna. 'Anno Christi 1435 up den dach Sanc Joannis ent hoevedinge is de stridtbaer und manafftige helt Foeko Uken, hoevetlinck to Leer, nach dem hemannige slachte und storme van joeget up sinen vianden gehold en und gedaen, tom latesten van lande und luide vordreven. So is he danno ich sines natuerlichen dodes to Dickhusen by den Dam gesturven und is eer lichen in de cloester karcke begraven'.

HUWELIJKEN
We komen van Focko Ukena vier verschillende vrouwen tegen. Behalve Theda von Rheide (hw circa 1385), Hidde Ripperda tho Dijkhuizen (hw 1411) en Hebe II tom Brok. wordt in het Ostfriesisches Urkundenbuch (Band 2: 1471 - 1500 nebst Nachträgen und Anghang' door Ernst Friedländer te Emden in 1881 nog een vierde vrouw genoemd, met de naam Eneke. Zij komt daar voor in maart 1478 als weduwe van Focko Ukena die met haar neef Hatet Ukena te Twixlum bij de ruil van verschillende grondstukken:

 

'Wij Eneke, salighe Foeke Ukena echte huysvrouwe, ende Hatet Ukena, erers twyers soens.
soen, inwoners in Twixlum, doen witliek ende kundieh alle den gheenen, die dessen brieff syen.
offto hören leesen openbaer bekennende in der waerheit voer allczweeme, hoe dat wij myt unsen.
vryen willen ende vorberadene moede, myt willen, raet ende volboert unser vryenden ende.
erven, hebben ghewisselt ende gehütet, wisselen ende buten to enen steede vaste ewige wissel in.
krafft des brieffs myt den eerwerdigen gheesteUeken man here Sebastianus, pro est to Langer-.
monyken, myt rade ende consent synre pricsteren, beer Jacob prior, her Adrianus kellener, suster.
Enne priorisse ende der gemeynder zusteren ende broederen; soe dat wij hebben untfangen van.
dat convent vorben. twee ende twentieh grase landes in Twyxlumnier liamrijck gelegen, achte.
grase tuschen die Thyaerdwey ende die grone wech, geheyten in Seywarts gara, ende twee grase.
in Allyngmedc, streckende myt den enen ende an die Leghe wey ende myt die ene syde an de.
ver werlde werft* in eene fen van vyer grasen. Itein ses grase bij die Ee weyke, streckende myt.
de eene ende an de maer ende vuff grase by Pewessumer til streckende an die inaer, geheyten.
in die Daethierne, ende een gras in Filich loend bij die Tyaerdwey; voer welcke lant wij hebben.
dat convent vorben. weeder ghedaen dertyenstehalve grase landes, gras voer gras, drye gelegen.
in Locghender hamryek fenland in die grote Kremynghe, geheyten Wymyngmede, de ick Eneke.
vorben. gegeven hadde den convent erghen. ewelick te bruken na Hatets vorben. doet, voer unse.
zielen to bidden, de to unsen herd hopende synt, voer welcke drie grase sal men den convent.
weeder geven na Hatets erghen. doet anders drie grase van syne nalatende erve sonder enyglie.
wederroepen offte spreken. Ende vier grase by die Maermede tili. Item vierdehalff gras by die.
Maermede wey, gheeofft van Ewo Herena to Waltzeten, ende twe grase in Awynga wilda mede.
geeofft van zalige Ome to Langena, ende die ander tyendehalff gras hebben wij deme provest.
ende convent vorben. vul ende all degher betaelt de yerste pennynck myt den lesten, na uut-.
wysinge unser brieve gezegelt myt des eonvents ende heren Nompno to Twixlom kerekheer in-.
gezegel. So dat convent vorben. sal ende mach vrij ende veylich ewelick bruken desse dertyenste.
halff grase landes vorbescr. na hären will ende nutticheyt; ende weere yemant, die up dit vorscr.
erve in toecomen tijde dachte anelaghe te doen van dessen wisseis wegen, des wij doch nycht.
en vermoeden, so sullen wij Eneke ende Hatet vorscr. ende willen ende unse erven, boren unde.
ungheboren, scholen ende willen deine convent vorben. vrij, quijt unde schadeloes holden van.
alle ansprake gheestcltckes ende werlickes rechtes, waer, wanneer ende so vaken als dat deine.
convent noet off behoeff is sonder alle argelist, intoch off behebynge, hulpereden ende nye von-.
de uutgesproken. Welck summe gheldes van uns gheboert van des cupes wegen des landes.
vorscr. heefft die proest ende dat convent erghen. bestedighet weder te copen ende in te lossen.
de elven grase landes, die Remyt Ubbena inwoner to lllerlt in vortyden vereofft waren van dat.
convent up een wedercoep. Des te tughe so hebben hier mede yeghenwordieh, bij, an ende over.
gheweesen als warachtige tugeslude heer Remyt vicarius te Twixlum, Ewo te Betteweer, Udo te.
Hamswerum, Uko Ubbena, Auwo ende Focko broeders, borghers to Emden, ende anders vele.
goeder lüde. In orkonde der warheit ende meerre getuyohenisse so hebben wij Eneke ende.
Hatet vorben. vruntlicken gebeden de eersame bescheydene manne heren Kompno, unse kerck-.
here to Twixlum, heren Herman, kerekhere to Larlt, ende heer Herman, kerckhere to Langen, ora.
hären ingezegel, die sij witlicken ende myt goeden willen om unser bede willen hebben hangen.
an dessen brieve. Na der boert Christi dusent vicrhondeit in denie achten ende tseventichte.
jare, in profesto Gregorü pape et confessoria'.

 

 

Over Focko Ukena is ook een afzonderlijk artikel geschreven.

 



Parentatie VII

128.              = 102  Onno Onsta Ferhildema [5467], zn. van Folckermarus (Folcmar) Onsatha De naam wordt ook wel vertaald als Folkmarus Onstra [5470] en NN Nn [5471] , relatie met
129.              = 103  Yde Mogelijk is zij een Ferhildema geweest [5468].


xxxx

148.              Eggerich (Eggerik) Ewen van Jemgum [5399], zn. van Ewo Tammena van Jemgum [5400] en NN Addinga [5401] , relatie(1) met zijn halfzus Theda von Rheide [5349], dr. van Ewo Tammena van Jemgum [5400] en Bawe (Bouwe) Eduarda Onsta [5473] , geb. te Rheide [Duitsland] circa 1374, ovl. (hoogstens 37 jaar oud) voor 1411, zie 151 . Uit deze relatie geen kinderen, geen kinderen, relatie(2) met
149.              NN Nn [6294], geb. na 1332.
Uit deze relatie een zoon:
74.                Ewo Erickes van Emden (Erikes) [5593], geb. te Jemgum, Oost‑Friesland, Dld. in 1360, ovl. (minstens 98 jaar oud) na 1458, zie 74.


xx

150.              Focko 'ook: Fokko en Focco) Ukena [5346], zn. van Uco (Fockena) Ukena Von Neermoor [5350] en Amcke van Lengen [5351] , door dit huwelijk komen de bezittingen van de Ukena's in handen v.d. Ripperda's, tr. (resp. ongeveer 51 en ongeveer 33 jaar oud) (2) circa 1411 Dit huwelijk brengt Wijtwerd, Winsum en het kasteel te Oterdum in de familie. Het GVA uit 1841 vermeldt daarover: ".H a r k e n r o t h, Oostfr. Oorspr. 404, legt: dut 7,1] hem uanbragt Wijtwcrt, Winsum en Oterdum. W i a r d a, t. a. p. noemt Wijtiverd, Winsum, Oterdum en Dijkhuizen. Westendorp, Jaarb. II. 336, Dijkhuizen, Wciiverd, Wirdum en Oterdum. Weiwerd, Wirdum en Oterdum behoren aan het huis te Furmsum en dus moet men waarschijnlijk lezen Wijtwert, Winsum en het kasteel te Oterdum. De Heeren
van Dijkhuizen schijnen daar een kasteel aangelegd te hebben. De Ripperda's van Winsum stammen van Focco af en deze heerlijkheid is van de heeren van Dijkhuizen afkomstig. Over het geslacht van Focco Ukena kan men nazien Harkenroth, Oostfr. Oorspr. I. en II. 401, 129,145, 795..", door het huwelijk wordt het Huis van Oosterwijtwerd gesticht in 1411 met

 

Hidde Ripperda (Hiddeke) Tho Dijkhuizen (Hiddeke Van Wijtwerd) [5345], dr. van Siabbe Ripperd Van Garreweer [5341] en Ailske Ripperda (Ulske) Van Wytwerd [5338], geb. te Appingedam circa 1378, erfdochter van Oosterwijtwerd, erfdochter van Garreweer, Dykhuizen, Weiwerd, Oterdum en Wirdum, ovl. (minstens 100 jaar oud) na nov 1478. Uit dit huwelijk 4 dochters, relatie(3) met

 

Hebe II Tom Brok [5396], dr. van Ocko I Tom Brok [5487] en Fokeldis (Foelke) Kampana von Strakholt Ook: Foelke Kampana en Quade Foelke (Kwade Foelke), naar haar strengheid [5488], geb. na 1370 In ieder geval geboren tussen 1370 en 1376, (Hebe II relatie(2) met

 

Uconi Murmania [5489].). Uit deze relatie een dochter, tr.(4) met

 

Eneke. Uit dit huwelijk geen kinderen, tr. (resp. ongeveer 25 en ongeveer 11 jaar oud) (1) in 1385 met


151.              Theda von Rheide [5349], relatie (2) met haar halfbroer Eggerich (Eggerik) Ewen van Jemgum [5399], geb. circa 1355, ovl. (minstens 56 jaar oud) na 1411, zie 148 . Uit deze relatie geen kinderen.
Uit dit huwelijk 7 kinderen:


75a.              Bawe Focken (Tho Dijkhuizen) [4717], geb. circa 1378, ovl. (minstens 89 jaar oud) na 1467, zie 75 .
75b.              Udo Fockena von Norden [5390], geb. in 1385, Indzingaborg of Nienborg, ovl. (ongeveer 48 jaar oud) te Norden in 1433 Dodelijk gewond in de slag bij Bargebuur in 1433, begr. te Klooster Marienthal, Ost-Friesland, Dld.
75c.              Uko Fockena [5591], geb. in 1386, hoofdeling van Neermoor en heer van Aurich en Brookmerland, heer te Oldersum, ovl. (ongeveer 47 jaar oud) te Osterhusen op 25 jul 1433 (do), tr. (resp. ongeveer 43 en ongeveer 34 jaar oud) in 1429 met Hebe Attena von Nesse Und Dornum [5598], dr. van Luetet Attena von Nesse [5599] en Occa Tom Brok [5600], geb. te Dornum in 1395, erfgenaam van Nesse, ovl. (ongeveer 73 jaar oud) te Hinte, Ost-Friesland in 1468. Uit dit huwelijk een dochter.
75d.              Fossa [5391], geb. circa 1386, relatie met Jonge Imel Abdena Von Embden [7129], zn. van Hiske Abdena [7130] en NN Alkena [7131], geb. te Emden (Dld) circa 1385, Emden (Dld), ovl. (ongeveer 70 jaar oud) te Hamburg circa 1455. Uit deze relatie een dochter.
75e.              Thyo Fockena [6368]4, geb. te Emden (Dld) in 1391, Neermoor, Ost‑Friesland [Dld], relatie met NN Von Simonswolde [6369], dr. van Schelto Von Simonswolde [6370] en NN Nn [6371], geb. in 1393. Uit deze relatie 2 dochters.
75f.               Beno Fockena [5393], geb. circa 1392, tr. met Unico von Leer. Uit dit huwelijk een zoon.
75g.              Amke, geb. in 1394, ovl. (ongeveer 51 jaar oud) in 1445.


xxxx


Focko 'ook: Fokko en Focco) Ukena [5346], tr. (4) met Eneke. Uit dit huwelijk geen kinderen, tr. (2) met Hidde Ripperda (Hiddeke) Tho Dijkhuizen (Hiddeke Van Wijtwerd) [5345].
Uit dit huwelijk 4 dochters:


75h.              Sjabbe Fockena Van Garreweer [5395], geb. circa 1385, ovl. (hoogstens 51 jaar oud) voor 23 apr 1436 (za).
75i.               Bawe, geb. in 1411, ovl. (ongeveer 66 jaar oud) op 14 dec 1477 (vr).
75j.               Ulske Fockena Ook: Ulske Ukena [5352], geb. circa 1420, ovl. (ongeveer 54 jaar oud) circa 1474 Ulske leeft in ieder geval nog in het jaar 1474 als zij genoemd wordt te Boxbergen, tr. (resp. ongeveer 32 en ongeveer 37 jaar oud) te Op Dijkhuizen op 10 feb 1452 (di) met Unico (I) Ripperda van Wytwerd [5353], zn. van Hayo Ripperda [5355] en NN Abdena [5356], geb. circa 1415, 'probst von Farmsum', ovl. (ongeveer 59 jaar oud) circa 1474 Unico II overlijdt aan de pest. Uit dit huwelijk 8 kinderen.
75k.              Fockena [5397].Focko 'ook: Fokko en Focco) Ukena [5346], tr. (4) met Eneke. Uit dit huwelijk geen kinderen, relatie (3) met Hebe II Tom Brok [5396], (Hebe II relatie (2) met Uconi Murmania [5489].).
Uit deze relatie een dochter:


75l.               Amke [5398], geb. in 1394, na het overlijden van haar vader krijgt ze als jongste dochter de borg te Winsum, ovl. (ongeveer 51 jaar oud) te Winsum in 1445, tr. (resp. ongeveer 32 en ongeveer 26 jaar oud) (1) in 1426 met Sibet Papinga Von Rüstingen [5479], zn. van Lubbe Papinga Von Rüstingen [5485] en Fruwe Nn [5486], geb. in 1400, hoofdeling van Rüstingen en Östringen van 1414 tot 1433, ovl. (ongeveer 33 jaar oud) te Lütesburg in 1433, (Sibet Papinga relatie(2) met Tetta ten Broek [5484].). Uit dit huwelijk geen kinderen, tr. (resp. ongeveer 39 en ongeveer 28 jaar oud) (2) in 1433 met Evert Sickingha (Evert) Van Winsum [5480], geb. in 1405, heer van Winsum, proost van Loppersum, hij sterft kinderloos, ovl. (hoogstens 70 jaar oud) te Winsum voor 1475. Uit dit huwelijk geen kinderen, relatie(3) met Rodolphus Frawama Kater [5481]. Uit deze relatie 3 kinderen.

204.              Folckermarus (Folcmar) Onsatha De naam wordt ook wel vertaald als Folkmarus Onstra [5470], relatie (2) met NN Nn [5472], zie 607 . Uit deze relatie een dochter, relatie (1) met
205.              NN Nn [5471].
Uit deze relatie een zoon:


102.              Onno Onsta Ferhildema [5467], geb. te Leens circa 1327, ovl. (ongeveer 71 jaar oud) in 1398, zie 102 .
Folckermarus (Folcmar) Onsatha De naam wordt ook wel vertaald als Folkmarus Onstra [5470], relatie (2) met NN Nn [5472] (zie 256 ).
Uit deze relatie een dochter:


102b.            Bawe (Bouwe) Eduarda Onsta [5473], tr. met Ewo Tammena van Jemgum [5400], geb. te Jemgum, Oost-Friesland, Dld. circa 1356, ovl. (hoogstens 55 jaar oud) voor 8 sep 1411 (zo), zie 296 . Uit dit huwelijk 5 kinderen.

 

Het huis te Oosterwijtwerd en Hiddeke van Wijtwerd

Oosterwijtwerd begint een rol te spelen in de tijd van de Oostfriese hoofdeling Focko Ukena, die niet alleen de baas wil zijn in Oost-Friesland, maar ook in het Groningerland. Hij is in tweede huwelijk getrouwd met Hiddeke, een dochter van Sjabbe van Garreweer, en heeft daardoor rijke bezittingen in de Ommelanden verkregen. Daartoe behoren Oosterwijtwerd en Dijkhuizen. Hiddeke wordt dan ook meestal Hiddeke van Wijtwerd genoemd. Volgens een opschrift boven de voormalige poort zou Focko Ukena in 1411 de 'burcht' van Oosterwijtwerd hebben laten bouwen. Als Dijkhuizen verwoest wordt, blijft Oosterwijtwerd gespaard en daar wonen later ook de beide dochters van Focko Ukena en Hiddeke, geheten Bawe Ulske, respectievelijk getrouwd met Ewe Ewesma (van Ewsum) en Unico Ripperda.

 

Het huis te Oosterwijtwerd.
Afb. boven: Het huis te Oosterwijtwerd

 

 

Bij de erfscheiding van 1452 valt Oosterwijtwerd ten deel aan Unico Ripperda. Deze is tevens proost van Farmsum en Loppersum, maar hij woont (in 1464) op Wijtwerder heerd. Na zijn dood in 1474 blijft zijn vrouw Ulske in het bezit van Oosterwijtwerd. Zij erft na de dood van haar zuster Bawe ook op Dijkhuizen, dat zij echter in 1491 aan haar dochter Hille schenkt.

 

In de jaren rond 1500 is Wijtwerd evenals Dijkhuizen van strategische betekenis in de strijd om Appingedam. In 1500, kort na nieuwjaarsdag, bezetten de Groningers het huis, versterken het met een bolwerk en leggen er 60 man in garnizoen; bij de nadering van graaf Edzard trekken ze evenwel terug. Van een verwoesting van het huis wordt niet gesproken. Of Ulske er dan nog woont, is onzeker; haar zoon Eggert of Eggerik komt reeds in 1508 voor als hoofdeling te Wijtwerd. Zijn broer Hayo heeft Farmsum geërfd.

 

Eggerik is in 1500 getrouwd met Aleyd van Buckhorst. Bij haar familie zal Ulske haar laatste jaren hebben gesleten; zij zal op Boxbergen in Overijssel zijn gestorven. Wanneer is niet bekend, maar in 1523 vindt de erfscheiding van haar goederen plaats. Na de dood van Eggerik in 1537 gaat Wijtwerd over aan zijn jongste zoon Unico, 1503-1566. Hij is landdrost van Salland en getrouwd met een Overijsselse vrouw, Judith van Twickelo. Hoewel hij in een proces over het collatierecht van Tjamsweer in 1552 heer van Holwierde, Wijtwerd en Dijkhuizen genoemd wordt, zal hij als drost van Salland niet in Oosterwijtwerd hebben gewoond. Toch zijn er nog dingen die aan hem herinneren: een gedenksteen aan de toren van Uitwierde en een gedenkbord met de wapens Ripperda en Twickelo in de kerk van Holwierde. Ook zijn nakomelingen bleven in Overijssel en Gelderland, huwen inheemse vrouwen en bekleden daar ambten. Het zijn Balthasar (1540-1616), getrouwd in 1586 met Sophia van Valcke, Carel Victor (1593-1642), getrouwd in 1623 met Petronella Elizabeth van Schade. Zij laten in 1639 een klok voor Tjamsweer gieten, die nu in Wirdum hangt- daarna Gijsbert Herman (1639-1695). Deze verkrijgt in 1660 Oosterwijtwerd, dat hij tot dan met zijn broers gemeenschappelijk bezeten heeft. Hij schijnt naar het Groninger land te zijn teruggekeerd;hij laat in 1676 de borg geheel vernieuwen, en hij is getrouwd met Josina Maria Ripperda van Zeerijp. Dit huwelijk is in 1660 te Sappemeer gesloten.

 

Zandstenen epilaaf in de kerk te Oosterweitwerd.

Afb. links: In 1695 is in het koor een zandstenen epitaaf (grafschrift) ingebracht ter herinnering aan Gijsbert Herman Ripperda, die op 13 juli 1695 (56 jr) overleed.

 

De vertaling van het eerste deel van de latijnse tekst luidt:

 

“Ter eeuwige herinnering aan de zeer illustere en aanzienlijke Gijsbert Herman, Baron Ripperda, Heer Van Oosterwijtwerd en aangrenzende dorpen, die de hoogste ambten en aanzienlijke openbare ambten in deze staat in binnen- en buitenland heeft bekleed met de hoogste lof. Wederopbouwer van Kasteel Oosterwijtwerd, deze kerk en naburige kerken, die door ouderdom vervallen waren, helper van alle zeer armen, die om hulp vroegen.”

 

 

Zijn grafschrift bevindt zich nog in de kerk te Oosterwijtwerd. Zijn zoon is jong gestorven en laat het goed na aan zijn dochter Margaretha Elisabeth (1667-1738). De borg is belangrijk door de vele eraan verbonden rechten. Margaretha heeft in 1711 een huwelijk met haar neef Willem Hendrik Carel Ripperda gesloten en ze blijven kinderloos. Bij haar dood wordt een inventaris opgemaakt van haar bezittingen, ook van archivalia. We treffen dan de volgende vertrekken aan:

 

een kelderkamer, een grote zaal, een slaapkamer, een bovengele kamer, een bruin kamertje, een rode kamer,
een poortkamer, een bovengang, een zolder, een eetzaal, een kamertje tegenover het salet,
een gang, een provisiekamertje, een kelderkeuken, een poppenkamer, een karnkamer,
een schuur, een melkenkamer, een knechtenkamertje, een stal, een koetshuis,
een korenhorn en een comptoirtje, terwijl van de genoemde kabinetten niet duidelijk is,
of vertrekken of meubels bedoeld worden.

 

Over de erfenis ontstaat een proces tussen de erfgenamen en de zoon van Willem H. C. Ripperda uit zijn eerste huwelijk. Bij de erfscheiding in 1744 valt het goed ten deel aan Allegonda Maria Clant, douairiere (adelijke weduwe) Tjarda van Starkenborgh, vrouwe van Wetsinge. Nog in hetzelfde jaar draagt zij het huis over aan haar dochter Margrieta Bouwina (1720-1785), getrouwd met Egbert Rengers, heer van Farmsum. Zo zijn Farmsum en Oosterwijtwerd weer in een hand gekomen. De heer Rengers biedt het huis te huur aan in een advertentie van de Groninger Courant. Blijkbaar komt er geen koper opdagen, want na enige tijd wordt het huis met de schathuizen op afbraak te koop aangeboden (20 januari 1745). Na de dood van Margrieta Bouwina komt de heerlijkheid Oosterwijtwerd aan Duco Gerrold Rengers, een zoon van haar stiefzoon Sjuck Gerrold. Duco Gerrold laat in 1788 het borgterrein, dan dan een appelhof is, en de heerlijke rechten verkopen. Er is ook een situatie tekening gemaakt. Van borgstee en borgterrein is tegenwoordig bijna niets meer over. De wierde is bijna geheel afgegraven. Aan de oostkant is de gracht nog te herkennen. (BRON: De Ommelander borgen en steenhuizen, ISBN 90 232 2314 4).

 

 

De borg Ewsum in zijn glorietijd.
Afb. boven: Het voormalige kasteel Ewsum van Middelstum.

VERHAAL BIJ Ewo Erickes van Emden (Erikes) [5593].
Mogelijk is Ewo Erickes van Jemgum dezelfde als Ewo Ewesma Ackinga, geboren in 1368. We vinden de eerste vermelding van Ewo in 1371 in Middelstum. De geschiedenis van Middelstum is grotendeels bepaald door de bewoners van de borgen Ewsum, Asinga en Mentheda.

 

In 1458 ruilen Ewo en zijn broer Onno bezittingen. In dit stuk uit 1458 (slechts in afschrift van 1512 overgebleven), is sprake van een ruil tussen Ewe en Onno Ewesma, waarbij Ewe landerijen onder Garmerwolde en Ten Boer verkreeg en alle rechten en heerlijkheden in Fivelingo. Onno verkreeg Menkemaheerd in Diddinghuizen en de principale heerd en state land de Oert genaamd met 'huisinge, heminge ende graften', 128 grazen groot, Sapsteder land met 20 grazen daarbij gelegen, die Onno al in huur had met alle rechten en heerlijkheden die op de heerd in Oert vallen, met name het redgerrecht om het derde jaar, de helft van de overrechten te Middelstum, Toornwerd en Engeweer, waarvan Onno reeds de andere helft bezat, en ook Toornwerder zijlrechtereed, een schepperij in het Oosterambt. Deze rechten zouden eeuwig en erfelijk bij het huis Ewsum blijven en van de heerd in den Oert afgenomen zijn. Mocht later bij boedelscheiding de Oord van Ewsum gescheiden worden dan zou de collatie van de kerk te Toornwerd bij de Oord blijven. Verder zou Onno alle rechten en heerlijkheden in Hunsingo hebben en houden. Ewo en Onno ondersteunen beiden de politiek van de Bourgondiërs.


Afb. boven: De overgebleven en verkleinde donjon van het kasteel te Middelstum.


Onno zou door de koning van Cyprus tot ridder zijn geslagen en in 1445 de kerk van Middelstum hebben gebouwd. In 1472 bouwt hij tegen de wil van de stad Groninge ook een voor die tijd moderne geschutstoren om de brug naar, de dan vrij ouderwetse, borg Eeuwsum met kanonnen te kunnen verdedigen. Deze toren is het enige onderdeel van de borg dat tegenwoordig nog bestaat. Onno zou de rijkste hoveling van de Ommelanden zijn geweest, daaruit volgt dat Ewo ook zeer rijk moet zijn geweest.

 

Een oude tekening van het kasteel te Middelstum.
Afb boven: Een oude tekening van het kasteel te Middelstum.

De drie borgen komen in 1630 in handen van de familie Lewe, die daardoor de invloedrijkste familie van het dorp wordt. De borgen Asinga en Mentheda worden in de 18e eeuw gesloopt, borg Ewsum wordt in 1859 verkocht, dit betekent ook het einde van de band tussen de familie Lewe en het dorp Middelstum. Het huis wordt in 1863 afgebroken. Alleen de donjon met de kelder is (deels) bewaard gebleven en dateert uit 1472. De donjon is gebouwd door de tweede zoon van Ewe Ewesma en Hidde, Onne, die geridderd is wegens zijn kruistocht. De muren van de toren zijn meer dan 2 meter dik en is bijna 12 meter in diameter. Vanaf 1630 komt de borg in handen van Evert Lewe. Zijn zoon Johan neemt de borg over in 1641 en diens zoon Evert krijgt de borg in 1670

 

 

.


xx Opschrift: 'Anno 1472 Heeft Jr. Onno van Ewsum dit gebout tegen de wille van Groningen...'.


Edzard Jacob, baron Lewe van Middelstum, is de laatste borgheer van Ewsum. In 1856 wordt de borg gekocht tijdens publieke verkoop door H.W. Wierda uit Winsum. Hij heeft het gekocht voor 40.275 gulden (= ± €18.000) en in 1863 laat Wierda het gebouw afbreken, alleen een deel van de (gevecht)storen en het schathuis overleven de sloop.


 

VERHAAL BIJ Bawe Focken Ukena (Tho Dijkhuizen) [4717].

 

DE BORG DIJKHUIZEN.
Dijkhuizen begint evenals Oosterwijtwerd een rol te spelen tijdens Focko Ukena. Deze zal ook Dijkhuizen hebben verkregen door zijn huwelijk met Hiddeke van Wijtwerd en eveneens zal hij de borg hebben gesticht. Niet alleen vermeldt dit Sicke Benninge in zijn kroniek, maar ook Focko's kleindochter Theda, gravin van Oost-Friesland.
In de strijd tussen Focko en de Groningers wordt het huis door de laatsten verwoest. Het moet dan kort daarna weer zijn opgebouwd, wanneer het waar is, dat Focko Ukena er in 1435 gestorven is. In elk geval klopt het jaartal van de dood niet, aangezien Focko op 23 april 1436 nog in leven is. Ook is Dijkhuizen in 1452 'onklaar'. In een akte van dat jaar wordt namelijk vermeld, dat er een erfscheiding zal plaatsvinden tussen Ulske en Bawe, dochters van Focko Ukena, en hun echtgenoten, zodra Dijkhuizen weer 'getimmerd' is.
Enkele jaren later vinden wij Ewe Ewesma (van Ewsum), zoon van Hidde Tamminga (Ewesma) en Menneke, getrouwd met Bawe, als hoofdeling te Dijkhuizen. Voor 1477 is hij waarschijnlijk gestorven, althans in dat jaar komt Bawe toe Dijkhuizen voor.

 

Een idee omtrent de grootte van het huis krijgen we uit een stuk van 1475. Daarin is sprake van een telling van stenen. Er zijn dan twee verdiepingen, een toren, een poort en een zaal.
Na de dood van Bawe vererft Dijkhuizen op haar zuster Ulske van Oosterwijtwerd. Deze schenkt in 1491 de heerd te Dijkhuizen met al het goed en land, uitgezonderd de gerechtigheid, aan haar dochter Hille Ripperda. Maar aangezien er veel kosten op vallen, geeft zij er land te Zeerijp bij.
Na de dood van Hille komen Oosterwijtwerd en Dijkhuizen weer in een hand, namelijk die van haar broer Eggert of Eggerik Ripperda.

 

Inmiddels is Dijkhuizen weer het slachtoffer geworden van oorlogsgeweld. In 1499 heeft graaf Edzard Appingedam en Dijkhuizen bezet. In het voorjaar van 1500 trekken de Groningers met een aantal Ommelanders uit met hun zwaarste geschut om Appingedam en de borg Dijkhuizen te veroveren. Ze kunnen de borg evenwel niet stuk schieten, want deze is versterkt met een bolwerk en een staket. Spoedig wordt Dijkhuizen door graaf Edzard ontzet. Het volgende jaar komen de Groningers terug, nu met meer succes. Op het huis ligt Eggerik Ripperda met 25 man. Nu wordt het zonder slag of stoot overgegeven. Eggerik en de zijnen worden gevangen genomen en het huis wordt geheel uitgebrand.

In het zelfde jaar 1500 is Eggerik getrouwd met Aleyt van Buckhorst tho Boxbergen. Haar broer Jan van Buckhorst heeft blijkens een getuigenis van 1536 op Dijkhuizen gewoond, maar wanneer dit geweest is, wordt niet vermeld.
Daarna is van het huis niets meer bekend. Over de puinhopen ontstaat in de jaren 1741-1743 een langdurig proces. De heer Ripperda van Ellerenborgh heeft in 1737 aan de vrouwe van Oosterwijtwerd, Margaretha Elisabeth Ripperda, het land waarop de ruïne staat verkocht, waarna deze is afgebroken en de fundamenten zijn uitgegraven. In 1738 zijn dus de laatste resten van Dijkhuizen verdwenen.

 

VERHAAL BIJ Thyo Fockena [6368].
Thyo Fockene komt voor als hoofdeling van Neermoor in Oost Friesland.
De naam Neermoor stamt in feite af van Edenramora, waarvan de latere betekenissen zijn: "Nymramore' (1409), "Eramoere' (1428), "Edramora' (1436), "in Eddermore' (1439), "Neydermoer' (1481), "Neddermoer' (1494) en "Neermohr' (1577). De naam in het veen is waarschijnlijk afgeleid van de verdwenen nederzetting 'Edana'. Neermoor wordt vermoedelijk voor de ondergang van 'Edena' in de 11e eeuw aan de oostelijke rand van het veengebied gesticht. Neermoor ligt tegenwoordig in de gemeente Moormerland, Landkreis Leer. en schrijft daarover: 'Neermoor liegt in erhöhte Lage auf auf dem Geestrand am rechte Ufer der Ems auf eider plateauartigen Linse aus pelstozänen Sanen met eimen Podsol-Profil in einder Höhe von 1,20m bis 1,40m über Meeresniveau (NN) gegründet, die im Mittelalter eine mit Heide bewachsene Kuppe gebildet hat. Im Norden grenzt Niedermoor an, im Süden Hochmoor, im Westen Knickmarsch, im Nordwesen und Südwesten Nedermoor mit Organomarschauflage und im Osten Gley-Podsol und Tiefumbruchboden. Die frühere Reihensiedlung und heutige Streusiedlung befindet sich östlich der Ems, westlicht der A31 sowie nördlich des Sauterler Kanals direkt an der B70 etwa 8km nördlich von Leer en 17km süsostlich von Emden'.

 

Ter plaatse zijn in 1990 overblijfselen gevonden van vermoedelijke kookplaatsen uit de steentijd, die afkomstig zijn uit ca de 7e eeuw v. Chr. Een jaar eerder worden er resten gevonden van een steenhuis uit de 14e of 15e eeuw. Door deze vondst wordt het vermoeden bewaarheid dat de oudste nederzetting in verband met de overstromingen in de 12e en 13e eeuw 'auf die hohe Geest nacht Osten verlegt wurde' (Bron: Staatsarchif Aurich: rep. 15, nr. 10717; Rep. 16/1, Nm. 953-957, 1024; Rep. 32, Nr. 1865; Rep. 230. Nr. 90 Amtsgericht Leer; Genossenschaftsregister; Vereinsregister, S./Nr 26, 64, 69, 111, 130. Barch. R 58/571).

 

VERHAAL BIJ Ulske Fockena Ook: Ulske Ukena. [5352].
Zij is de erfdochter van Witwerd, Dijkhuizen en Holwierde.

 

VERHAAL BIJ Amke Ukena [5398].

 

De borg te Winsum

 

Als jongste dochter krijgt Amke na het overlijden van haar vader Focco Ukena de borg te Winsum in haar bezit.

 


Parentatie VI
xx
64.                 Eylko Onsta Verhildema Aylko Verhilderma (1398) is waarschijnlijk dezelfde als Aylko Onsta (1405-1420) [5465], zn. van Onno Onsta Ferhildema [5467] en Yde Mogelijk is zij een Ferhildema geweest [5468] , geb. circa 1405, ovl. (hoogstens 17 jaar oud) voor 1 feb 1422 (vr), relatie met


65.                 NN Nn [5466].


Uit deze relatie een zoon:
32.                Hidde Onsta [5463], geb. voor 1400, ovl. (minstens 49 jaar oud) na 1449, zie 32 .




72.                 Johan Rengers [5982], geb. in 1337, ovl. (ongeveer 76 jaar oud) op 23 okt 1413 (za), tr. (resp. ongeveer 25 en ongeveer 21 jaar oud) in 1362 met
73.                 Ompta van Ompteda [5983], geb. in 1341.
Uit dit huwelijk een zoon:xx
36.                Ditmer Rengers van Post [5634], geb. te Groningen in 1365, ovl. (hoogstens 84 jaar oud) voor 1449, zie 36 .



74.                 Ewo (Ewo) Erickes van Emden (Erikes) [5593], zn. van Eggerich Ewen van Jemgum [5399] en NN Nn [6294] , tr. (resp. ongeveer 50 en ongeveer 32 jaar oud) circa 1410 met zijn halfnicht


75.                 Bawe Focken (Bawe Ukena) Ukena (Tho Dijkhuizen) [4717], dr. van Focko Ukena [5346] en Theda von Rheide [5349] , tr. (2) Door zijn huwelik met Bawe Ukena, de dochter van de beruchte Focko Uken a, komt hij in het bezit van Dijkhuizen bij Appingedam, waar hij ook ga at wonen met Ewo van Ewesma van Ewsum [6141], zn. van Hiddo (Hidde) Tamminga van Hornhuizen [6133] en Menneke (Ewesma) , geb. circa 1390, ovl. (minstens 87 jaar oud) na 14 dec 1477 (vr), zie 12a . Uit deze relatie geen kinderen.
Uit dit huwelijk 3 kinderen:


37a.              Focko Ewesma Ackinga [5492], geb. te Woltersum, gem. Ten Boer circa 1420, komt voor als hoofdeling en ridder te Woltersum, relatie(1) met NN Nn [5494], geb. circa 1390. Uit deze relatie een dochter, tr.(2) met NN Nn [4715]. Uit dit huwelijk een zoon.


37b.              Ocka (Occa) Ewen (Ewesma) [5596], geb. in 1410 (1471), na de dood van haar man gaat ze in het klooster te Jemgum in 1449, ze komt daar als non nog voor in in 1460, ovl. (minstens 61 jaar oud) te Jemgum, Oost-Friesland, Dld. na 1471, relatie met Erd (Eerd) Wylfzena Ost Tho der Soltborg [5597]5, zn. van Wyleff Nn [6318] en NN Nn [6319], geb. te Bingum5 circa 14005,5, landbezitter en ´burman´ in Bingum, Holtgaste, Bentumer Hammrich en Soldborg, ovl. (minstens 49 jaar oud) te Bingum na 14495,5, (Erd relatie(2) met Tyake von Aylingeweer [6520]5, dr. van NN Nn [6523] en Etta von Aylingeweer [6524].). Uit deze relatie 6 kinderen.


37c.              Hisse Ewesma Ackinga [5635], geb. te Woltersum in 1380, zie 37 .
xxxxxx

80.                 Nn, geb. circa 1375, tr. met
81.                 Gyzela Tamminga, geb. circa 1375.
Uit dit huwelijk een zoon:
40.                Abel Tamminga, geb. circa 1400, ovl. (ongeveer 28 jaar oud) in 1428, zie 40 .

100.              Ewe Ewesma, geb. circa 1316, tr. met
101.              Auka, geb. circa 1322.
Uit dit huwelijk een zoon:


50.                Ewe Ewesma van Ewsum, zie 50 .

102.              Onno Onsta Ferhildema [5467], relatie met
103.              Yde Mogelijk is zij een Ferhildema geweest [5468].
Uit deze relatie 8 kinderen, waaronder:


51a.              Eylko Onsta Verhildema Aylko Verhilderma (1398) is waarschijnlijk dezelfde als Aylko Onsta (1405-1420) [5465], geb. circa 1405, ovl. (hoogstens 17 jaar oud) voor 1 feb 1422 (vr), zie 64 .
51b.              Evert [5469].
51c.              Ewo (Ewe) Ewesma Van Ewsum [6137], geb. circa 1350, Komt voor als hoofdeling te Middelstum in 1390, relatie met Auka [6138], geb. circa 1340. Uit deze relatie geen kinderen.
51d.              Bauwe, geb. circa 1359, zie 51.


xxxx

 

VERHAAL BIJ Eylko Onsta Verhildema Aylko Verhilderma (1398) is waarschijnlijk dezelfde als Aylko Onsta (1405-1420), [5465].
Eylko (Onsta) Ferhildema, één der voornaamste Vetkopers, draagt in 1398 zijn bezittingen op aan Hertog Albrecht van Beieren, Graaf van Holland, om ze daarna van hem in leen terug te ontvangen. Hij wil, evenals vijf andere hovelingen in de Ommelanden, leenman worden van de Hertog van Beieren, om zelf meer macht over de omgeving te krijgen. De Schieringers zijn hier fel tegen. In 1400 ondernemen de Schieringers uit Groningen een veldtocht door de Ommelanden en verwoesten vele borgen van Vetkopers, o.a. de Onstaborg te Sauwerd en Verhildersum te Leens. Verhildersum wordt dan bewoond door Eylko Onsta; hij wordt gevangen genomen en meegevoerd naar Groningen.

 

Enige jaren later is hij weer thuis en koopt hij veellanderijen en rechten in de Marne. In 1420 leeft hij nog, maar vóór 1 februari 1422 is hij overleden, daar is dan een verdrag ondertekend, niet door hem, maar door zijn zoon Hidde.

Mogelijk heeft Aylko op Verhildersum gewoond. Of de latere Onsta's er gewoond hebben is onbekend. Wel is het zeer waarschijnlijk dat de borg in hun bezit is gebleven. In 1400 en 1514 werd de borg geteisterd door de Groningers net als de Onstaborg in Sauwerd. Van de tussenliggende jaren weten we bijna niets over Verhildersum. De naam komt niet voor onder die van de edele heerden van de rechtstoel Leens.

 

xx
Afb boven: De Onstaborg te Sauwerd.


VERHAAL BIJ Hidde Onsta [5463].

Hidde Onsta, redger van Leens
Hidde Onsta heeft al in 1407 de halve proosdij van Leens gekocht en wordt daardoor proost. Evenals zijn vader koopt hij land en heerlijke rechten in de Marne. In 1445 vindt er een scheiding plaats van huizen, landen, heerlijkheden en gerechtigheden tussen Hiddeke en Evert Sickinge enerzijds en Abeke en Hidde Onsta anderzijds, wat wijst op familieverband. In 1449 heeft Hidde Onsta moeilijkheden met de kerkvoogden van Ulrum over de vererving van een boerderij.
Het Nobilarium Groninganum noemt in 1427 een Bauwe Onsta, Hiddezoon, proost. Of Hidde niet zijn hele leven proost geweest is en Bauwe hem opgevolgd is, of dat Bauwe de andere helft van de proosdij gekocht heeft, weten we niet.

 

VERHAAL BIJ Ditmer Rengers van Post [5634].

 

xx
Afb. boven: De bewaard gebleven, maar sterk beschadigde zegel, van Dutmer Rengers,
burgemeester van de stad Groningen (Bron: GA).


Zijn naam komt ook voor als Dutmer en Detmer, maar wordt eigenlijk als Ditmaer geschreven. Ditmaer Renghers, burgemeester te Groningen, verkoopt aan abt Rolof van Aduard en zijn klooster 4 grazen land op de uiterdijk van Alinghuizen: "Ick Ditmaer Renghers, borgermeyster in Gronynghen, bekenne ende bethughe in dessen openen breve dat ick verkofft hebbe den eerbaren vaeder in goede heren Rolove, abt tho Adewerth, ende sijnen convente veer graze landes uterdijckes ligghende manck des conventes landt op Aldyngahuzer uterdijck welck landt ick gekofft hadde van Eneken Sybarde ende Rykert sijnen zwagher voer ene summe guedes de mij de abt vorg. vol ende al betaelt hefft, sodat ick, noch mijne erffghenamen daer nyet bet op spreken en moghen. In oyrkunde der waerheyt so heb ick mijn zeghel an dessen breeff ghehanghen. In den jaer onss heren dusent veerhundert ende sesendetwyntich op sente Petersdach ad Cathedram." (Bron: Groninger Archieven, Kloosterarchief, toeg.nr. 172, inv.nr. 35, reg. 119. Klooster van Aduard, Aduard, inv.nr. 2, reg. 5. Reg. Feith 1426.11.).

 

VERHAAL BIJ Focko Ewesma Ackinga [5492].
Focko komt ook voor als Focce en Focco, wordt Ewesma en Ewens genoemd.
Ubbo Emmius schrijft, dat in 1415 over het huis te Woltersum, behorende aan Focco Eusma, zoon van Ewo, wordt verwoest. Sicke Benninge noemt hem Focco Ewesma. Hij is waarschijnlijk een zoon van de voornoemde Ebbe of Ewe Ackinga en komt zelf ook voor als Focke Ackinga. Door het huwelijk van zijn dochter Hisse met Dutmer Rengers zijn de Woltersumer goederen aan de familie Rengers gekomen..'.

 

In de kroniek van Sicke Benninga wordt het als volgt vermeld: 'Focke Ewsema huues tooltersum' is in 1415 'omgeworpen'. De borg van Focke Ackinga wordt dan door Keno tom Brok, leider van de Vetkopers, verwoest.
Andere bron: Hoofdeling Woltersum. In 1415 werd zijn huis te Woltersum verwoest. Is dit dezelfde als Focko Ackinga,waarvan eveneens bekend dat zijn huis te Woltersum in 1415 wordt verwoest door de leider van de vetkopers Keno tom Brok. Deze Focko is een zoon van Ebbe Ackinga, gehuwd met N.N. Fratema. Ebbe bezit een steenhuis te Weiwerd, dat wordt verwoest in een oorlog Hij bouwt daarop het zojuist genoemde steenhuis ten oosten van Woltersum.

 

In de Friese landen woeden al halverwege de 14e eeuw veten tussen Schieringers en Vetkopers, de benamingen voor regionale strijdgroepen van wisselende samenstelling en betekenis die in de loop van de tijd blijken vooral te verschillen in de economische en politieke belangen die zij op enig moment nastreven.
Aanvankelijk kiest de stad voor de 'Schieringers' en is Groningen het centrum van verzet tegen Hollandse invloeden in de Friese landen, in die jaren belichaamd door Albrecht van Beieren, graaf van Holland (in functie 1358-1404). Albrecht van Beieren heeft onder meer een verbond gesloten met de hoofdeling Ocko tom Brok, die streeft naar de volledige macht in Oost-Friesland.

 

Schieringers: mogelijk genoemd naar de grauwe, of schiere, habijten van ongebleekte schapenwol van de lekenbroeders van de Cisterciënzer kloosterorde; de Vetkopers naar de vetweiderij en de daarmee verbonden handel (op Holland) door de orde der Praemonstratenzers of Norbertijnen. De benamingen komen voor het eerst voor in 1392 en gelden met name partijen in Westerlauwers Friesland. Voor de controversiële facties in stad en ommelanden zijn uit de 14e eeuw geen nadere aanduidingen bekend.
Kloosters en kloosterorden spelen een belangrijke rol in het politieke en economische leven, gegeven hun betrokkenheid bij landontginning, landbouw en waterstaat (zijlvestenijen). De leiding van de kloosters is veelal verwant aan plaatselijke machthebbers.

 

VERHAAL BIJ Ewo (Ewe) Ewesma Van Ewsum [6137]


HET GESLACHT VAN EWSUM
Van Ewsum komt ook voor als Ewesma en is een geslacht van jonkers dat een grote rol heeft gespeeld in de geschiedenis van de provincie Groningen. In de late Middeleeuwen zijn zij het belangrijkste geslacht in de Ommelanden. De oudste vermelding van een Ewesma dateert uit 1371. In dat jaar worden de regels gesteld voor de waardering van bepaalde munten. Bij het overleg is o.a. Eno of Evo Ewesma betrokken. De familie komt ook voor in zo wel Groningen als Drenthe.

 

Volgens een valse oorkonde van 1353 zou de familie aanvankelijk op de Oord (Oert) onder Toornwerd hebben gewoond, maar na de verwoesting van deze “keizerlijke burcht” in de oorlog, zou jonker Ewe de borg Ewsum hebben gesticht te Middelstum. In hoeverre in deze valse oorkonde nog juiste gegevens zijn verwerkt, is niet meer uit te maken.

 

De naam Ewo Ewesma komt ook voor in de jaren 1390, 1402 en 1406. Vermoedelijk hebben we met twee verschillende personen te maken, hoofdelingen te Middelstum. Terzelfder tijd wordt vermeld, 1397-1404, Auca (Aweke) Ewesma, “nobilis matrona in Middelstum”. Zij breidt het landbezit van de familie sterk uit, zo koopt zij de naburige borg (castrum) Gaycamahuis. Een andere vrouwennaam, Ewerde (Evert) Ewesma komt in 1421 en 1443 voor.
Vermoedelijk is Auka de vrouw van Ewe Ewesma senior en Ewerde de vrouw van Auka’s zoon Ewe. Deze Ewerde is een dochter van Onno Onsta. Ewe junior en Ewerde laten een kind na, Menneke. Deze trouwt met Hidde Tamminga van Hornhuizen, die daarna de naam Ewesma aanneemt. Volgens Ubbo Emmius heeft hij aan het hoofd van een Gronings-Ommelander legertje gestaan, dat in 1428 Fokko Ukena heeft bestreden. Hij wordt echter verslagen, gevangen genomen en door Ukena zelf gedood. Om te verzoenen zal daarna Ukena zijn dochter Bauwe aan Hiddo’s zoon Ewe ten huwelijk zijn gegeven. Wat hier van waar is, is niet bekend. In elk geval in 1431 leeft Hidde nog. Hij noemt zich dan Hidde Ewesma, maar voert het zegel van Hidde Tamminga. Sinds dien wordt hij echter niet meer vermeld.

HET WAPEN
"Gedeeld : I gedeeld 1) van keel, 2) in goud een dwarsbalk van azuur, II in sinopel een smalle golvende dwarsbalk van zilver, vergezeld van boven van een klaverblad van zilver, beneden van een korenschoof van goud, in d en schildvoet van zilver een drieberg van sinopel Het schild gedekt met een gouden kroon van 3 bladeren en 2 paarlen.".


Oorsprong/verklaring
Het wapen is een combinatie van het wapen van het geslacht Ewsum (I), de geografische ligging (II) en de schildvoet zou een afleiding zijn van e en gedeelte van de gemeente, Trimunt geheten (Tres Montes).
Het geslacht Ewsum verkreeg in 1531 de grietenij Marum. De familie woont op de burcht Nienoord te Midwolde, wat destijds ook onder Marum valt. Het wapen van het geslacht is identiek aan dat van Tamminga, zoals het voorkomt in het wapen van Roden.
De geografische ligging van de gemeente wordt afgebeeld door het Wolddiep (of Ouddiep) gaande door agrarisch gebied.
In Trimunt staat in die tijd een benedictinessenklooster, later een cistercienserklooster, maar dat heeft weinig invloed gehad op de geschiedenis van de gemeente. Of de naam echt van Tres Montes afgeleid is is ook niet zeker.

 



Parentatie V

32.                 Hidde Onsta [5463], zn. van Eylko Onsta Verhildema Aylko Verhilderma (1398) is waarschijnlijkxx dezelfde als Aylko Onsta (1405-1420) [5465] en NN Nn [5466] , tr. met
33.                 Nn Nn.
Uit dit huwelijk een zoon:


16.                Abel Onsta van Sauwerd [5366], geb. circa 1415, ovl. (ongeveer 68 jaar oud) op 21 nov 1483 (wo), begr. te Sauwerd, zie 16 .



36.                 Ditmer Rengers van Post [5634], zn. van Johan Rengers [5982] en Ompta van Ompteda [5983] , tr. (resp. ongeveer 43 en ongeveer 28 jaar oud) in 1408 met


37.                 Hisse Ewesma Ackinga [5635], dr. van Ewo Erickes van Emden (Erikes) [5593] en Bawe Focken Ukena (Tho Dijkhuizen) [4717] .
Uit dit huwelijk 5 zonen:


18a.              Johan Rengers Van Ten Post [5984], geb. in 1410.


18b.              Johan Rengers van ten Post [5618], geb. te Farmsum in 1413, ovl. (minstens 81 jaar oud) tussen 1494 en 1497, zie 18 .


18c.              Jasper Rengers van ten Post [5985], geb. in 1417.


18d.              Egbert Rengers van ten Post [5986]6, geb. in 1419, ovl. (ongeveer 82 jaar oud) in 1501, relatie met Bywe Tuwinga [5990], dr. van Edse Tuwinga ook: Edze Tuinga [5999] en Hissa Fraterma ook: Hisse Fratema [6000]. Uit deze relatie een zoon.


18e.              Focke [5987], geb. in 1420, hoofdeling ten Poste, relatie met Amele Pernei [5988]. Uit deze relatie 2 kinderen.


xxxxxxxx

38.                 Johan van Laer [6001], relatie met
39.                 Griete van den Water [6002].
Uit deze relatie een dochter:


19.                Agneza [5628], geb. in 1415, zie 19 .

40.                 Abel Tamminga, zn. van Nn en Gyzela Tamminga , tr. met
41.                 Bawe Onstra, geb. circa 1405.
Uit dit huwelijk een zoon:


20.                Onno, geb. circa 1450, zie 20 .

44.                 Coert Coenders, geb. te Dokkum circa 1417, tr. met
45.                 Ode Lichtvoet, geb. circa 1421.
Uit dit huwelijk 3 zonen:


22a.              Johan, geb. te Dokkum in 1443, tr. met Stine Horencken, geb. circa 1447. Uit dit huwelijk 2 zonen.
22b.              Albert, geb. te Dokkum circa 1449, tr.(1) met Miss Ulger. Uit dit huwelijk geen kinderen, tr.(2) met Dymmeke Nn, geb. circa 1449. Uit dit huwelijk geen kinderen.
22c.              Hendrick, geb. te Dokkum circa 1445, zie 22 .

46.                 Nn Lewe, geb. circa 1420, tr. met
47.                 Nn Wigboldus, geb. circa 1420.
Uit dit huwelijk een dochter:


23.                Oede, geb. te  Groningen circa 1449, zie 23 .

48.                 Jarig Tamminga [6135], geb. in 1326, titel, relatie met
49.                 Jesele Nn [6136], geb. circa 1332.
Uit deze relatie een zoon:


24.                Hiddo (Hidde) Tamminga van Hornhuizen [6133], geb. circa 1370, ovl. (minstens 61 jaar oud) na 14317, zie 24 .

50.                 Ewe Ewesma van Ewsum, zn. van Ewe Ewesma en Auka , tr. met
51.                 Bauwe Onsta Ferhildema, dr. van Onno Onsta Ferhildema [5467] en Yde Mogelijk is zij een Ferhildema geweest [5468] .
Uit dit huwelijk een dochter:


25.                Menneke (Ewesma), geb. in 1380, ovl. (ongeveer 92 jaar oud) in 1472, zie 25 .

54.                 Enno II Edzardisna Von Greetsiel Und Norden [6020], geb. circa 1380, ovl. (ongeveer 70 jaar oud) circa 1450, relatie met
55.                 Gela Beninga von Manslagt [6021], geb. circa 1380, ovl. (ongeveer 75 jaar oud) circa 1455.
Uit deze relatie 2 kinderen:
27a.              Ulrich I Cirksena (Van Oost-Friesland) [5602]8,9,10, geb. te Norden in 14088,9,10, wordt door kiezer Friedrich III in de erfelijke "Reichsgravenland" verheven, is de eerste graaf van Oost-Friesland van 1441 tot 1466, ovl. (ongeveer 58 jaar oud) te Emden (Dld) op 26 sep 1466 (wo) of 26 sept. 1466, relatie met Theda Ukena [5601], dr. van Uko Fockena Ukena [5591] en Hebe Attena von Nesse Und Dornum [5598], geb. circa 1434, ovl. (ongeveer 60 jaar oud) op 17 sep 1494 (ma), (Theda relatie(2) met Vieto Frese [5609].). Uit deze relatie 6 kinderen.


27b.              Adda Cirksena [6019], ovl. voor 1474, zie 27 .


xx


VERHAAL BIJ Abel Onsta van Sauwerd [5366].
Een andere zoon van Hidde, Abel Onsta, is als 'olde Abel Onsta' zeer bekend geworden en is ook proost geweest. Hij is getrouwd met Hille Jarges, en het echtpaar woont op de borg te Sauwerd. Wie van de verdere familie op Verhildersum woont, is niet bekend, maar 'olde Abel Onsta' is hoofdeling te Sauwerd, Wetsinge en Leens. Veelanderijen en heerlijke rechten heeft ook hij er in de Marne bij gekocht. In 1425 verwisselt hij landen en gerechtigheden met Johan en Pieter Sickinge, uit Groningen. Met de stad Groningen heeft hij moeilijkheden over de Herathemagoederen te Eenrum, die door de Stad zijn aangekocht, maar waarop hij als familie rechten laat gelden. In 1456 sluit hij hierover een overeenkomst met de Stad, ten overstaan van de gemeene (gemeen-schappelijke) rechters van 't Halfambt. Al eerder hebben de Onsta's echter rechten in Eenrum; de klauwbrief van Eenrum van 1430 begint met de woorden: 'Wij Abel Onsta, Hidde Onsta, Jarich ter Borch, Gherardus Herathema, Poepke Herathema.., enz.'. Het zijn machtige heren, de Onsta's!.

Als eigenaar van de edele heerd Trijflijaet te Katmis bij Holwierde, stelt Abel Onsta in 1464 de klauwbrief van Oosterwijtwerd mee op. In 't zelfde jaar stellen de prelaten, hoofden en zijlrechters van het Winsumer zijlvest, waaronder Abel Onsta als 'hoeve1ing thoe Ubbega', verschillende rechtsbepalingen vast voor het zijlvest (waterschap).

 

Abel Onsta overlijdt 21 november 1483 en wordt begraven op het koor van de kerk te Sauwerd, in de familiegrafkelder. Een mooie zandstenen zerk, waarop zijn naam en de familiewapens zijn uitgehouwen, wordt thans in het Groninger museum bewaard, daar de kerk te Sauwerd in 1840 afgebroken is. Zijn vrouw Hille Jarges overlijdt 10 augustus 1499, nadat ze in 1498 een testament heeft gemaakt, waarbij ze aan de priesters van de Sint Martini- en van de Sint Walburgkerk enige eeuwige renten heeft vermaakt.

 

VERHAAL BIJ Johan Rengers van ten Post [5618]
Johan wordt later ridder en heer van Scharmer. Hij erft de heerd en het huis te Woltersum met "al den erve alze datgelegen is in 't oeste van wijlen Johans grootvader (Focke Ewesma) heerd tussen Slochter- en Scharmer-E". Omstreeks 1473 maakt hij deel uit van een gezantschap van Stad en Lande naar de keizer.

 

VERHAAL BIJ Egbert Rengers van ten Post [5986]

 

Egbert en de borg Tuwinga
Vlak bij de borg Oldenhuis ligt in de dagen Tuwinga, ook wel Tuinga geschreven. Het is denkbaar, dat Tuwinga later gesticht is, waarna het oorspronkelijke huis ter onderscheiding Oldenhuis genoemd is. De legende spreekt van diepgaande ruzies tussen de wederzijdse borgheren. Historisch is daar evenwel niets van bekend.

 

xx
Afb. boven: De borg Tuwinga te Wittewierum. Tekening van Beckeringh.



In de eerste helft van de 15e eeuw woont in Ten Post Edze Tuwinga, althans hij heeft daar bezittingen. Hij is getrouwd met Hisse Fratema. Tussen 1452 en 1454 moet hij zijn gestorven. Zijn dochter Bywe huwt Egbert Rengers, een zoon van Ditmar (Dutmer) Rengers en Hisse Ackinga. Zo zal Egbert Rengers in het bezit gekomen zijn van Tuwinga, dat na zijn dood, 1501, vererft op zijn zoon Johan, niet te verwarren met zijn oom ridder Johan van ten Post en Scharmer. Johan, de zoon van Egbert, is in 1465 geboren en heeft in Appingedam school gegaan. In de strijd omstreeks 1500 is hij een aanhanger van Albrecht van Saksen, de gubernator van Friesland. Deze beleent hem in 1499 met Ten Post, Garrelsweer, Siddeburen, Hellum, Schildwolde en half Slochteren. Hij haalt zich daardoor, evenals zijn oom in 1474, het ongenoegen op de hals van de Groningers, die zijn huis Ten Post in 1499 dan ook "dael smeten", althans plunderen. Enige jaren later wordt het hersteld. Hij koopt in 1512 van zijn neef Detmer het Oldenhuis. Hij verhuurt daarna "Tuingeheerd met alle husinge boven en beneden, appelhof, heminge met de weerde" bij het huis gelegen en al het weiland daarbij. De huurders bewonen het bouwhuis, waarvoor ze 60 gulden moeten betalen, welke som ze terug krijgen als ze het huis weer gaan overleveren na afloop van de huur.

 

Johan Rengers sterft in 1539. Bij zijn vrouw Jutta ten Water heeft hij verscheiden kinderen, van wie Edzard (1498-1580) Tuwinga verwerft en Sweer Oldenhuis.


Ook Edzard Rengers speelt een belangrijke rol onder de Ommelander hoofdelingen, o.a. is hij een van de opstellers van het concept Ommelander landrecht van 1550. Ook behoort hij tot de groep Ommelanders die in 1577 door de stad gevangen gezet worden. Zijn zoon Johan Rengers van ten Post (1542-1626) is de bekende kroniekschrijver.
Tijdens de tachtigjarige oorlog heeft Tuwinga nog al te lijden van bezettingstroepen; in 1569 liggen er 600 Hoogduitse soldaten van Aremberg en ook in 1581 en 1590 ligggen er troepen.


In 1594 kan Johan Rengers uit zijn ballingschap terugkeren. Hij leeft nog tot 1626, zijn vrouw Bouwe Jensema tot 1636. Hun zoon Edzard (1578-1652) erft Tuwinga. Bovendien koopt hij in 1631 en 1635 Oldenhuis.
Diens zoon uit zijn huwelijk met Bouwina Clant tot Uskwerd, Egbert (1616-1663) erft de beide borgen. Onder hem is Tuwinga vergroot en gemoderniseerd; zo wordt in 1652 een nieuwe houten hameye of poort gebouwd.
Uit zijn huwelijk met Wilhelmina Polman van Nienhof tot Ruinen wordt weer een zoon Edzard geboren (1658-1694), die op zijn beurt de beide borgen erft. In 1686 huwt hij Catharina van der Noot Risoir.


Noodlottig voor Tuwinga is, dat zij in 1693 het huis te Farmsum kopen en daar gaan wonen. Tuwinga komt op het tweede plan, maar de Rengersen blijven toch Ten Post als hun zetel beschouwen. Zij laten zich in de kerk te Wittewierum begraven en daar hangen ook hun rouwborden. Het schathuis wordt verhuurd, maar de borg met de stal blijft ter beschikking van de familie Rengers.

Johan Moorrees
In 1742 wordt het huis verhuurd aan Johan Moorrees en zijn echtgenote Johanna Reikwin. Hoe dit echtpaar daar verzeild geraakt is niet bekend, evenmin hoe lang zij er gewoond hebben. Op 15 februari 1760 wordt het huis te huur aangeboden en tien jaar later, op 23 januari 1770 opnieuw. Als het steeds moeilijker wordt gegadigden te vinden laat Duco Gerrold Rengers ondanks de bepaling in het testament van zijn grootmoeder van 1785, in 1788 de borg op afbraak verkopen. De omschrijving luidt: de borg met de huisjes en het muurwerk daar rondom in de gracht alsmede de fundamenten in zoverre de koper ze verkiest uit te breken, de beide schathuizen met hun muurwerk in de grachten, met de fundamenten als voren, de straat tussen de schathuizen met het muurwerk in de grachten, uitgezonderd de duivenkast, de dam en het hek voor aan de weg, verder alle losse goederen in de borg met uitzondering van twee stukjes zerk, op een waarvan het wapen Rengers staat. Koper wordt de procureur Wielant voor 2550 gulden. In 1792 wordt de binnengracht gedempt, maar de buitengracht nog uitgegraven. De singels worden daarbij geslecht; het hout is al in 1790 gerooid. De borghof wordt tot een appelhof en moestuin, eerst in eigen exploitatie, later verhuurd.


Thans is alles groenland. Het borgterrein Tuwinga is geheel afgegraven en de grachten zijn gedempt. De nieuwe weg doorsnijdt het terrein. De grachten kan men hier en daar herkennen aan laagten en ten noorden van de weg aan een strook riet. Aan de oostkant van het terrein ligt een wierde. (BRON: De Ommelander borgen en steenhuizen, ISBN 90 232 2314 4).

 

VERHAAL BIJ Focke Rengers van Post [5987]

Bij de afbeelding document uit 1492 (onder): "Focke Rengers, 'hoofdeling ten Poste', en zijn vrouw Amele verklaren dat zij geschonken hebben aan het convent van Essen, als prebende voor hun vier dochters Lyse, Ghisele, Cyse en Amele en tot hun uitboedeling, een tiende in het land van Drenthe onder de klokslag van Vrees, groot dertig mudden rogge, die zij gekocht hebben van hun broer Bertolt Perney, verder een huis met erf, groot 45 grazen in de Oesterbawert in Woltersummer kerspel, waaruit het convent van Zybekeloe jaarlijks een rente, groot zes arnhemse guldens, ontvangt, welke rente afgekocht kan worden met honderd arnhemse guldens, voorts een huurverhoging van twee gouden rijnse guldens voor Remmeke Luersheert te Oldersum, die wijlen hun moeder Hysse Rengers het convent van Essen nagelaten heeft en die Focke en vrouw gebruiken voor acht gouden rijnse guldens per jaar, tenslotte een tiende te Druwen in het land van Drenthe, groot vijftien mudden rogge, terwijl nog enige testamentaire bepalingen gemaakt worden".

 

xx
Afb. boven: Document uit 1492: De verlaring van Focko en zijn vrouw Amele aangaande de schenking aan het convent van Essen in 1492 (Bron: Groninger Archieven, toeg.nr. 172, inv.nr. 149, reg.nr. 803, Arch. Klooster Essen, inv.nr. 14, reg. 104. Reg. Feith 1492.42.)


 

De complete tekst in het Middelnederduits luidt:"Wy Focke Rengers ende Amele myn echte huusvrouwe hoefflinge Ten Poste bekennen ende betughen myt dessen openen breve voer uns ende unse erffgenamen dat wy myt vryen wille ende myt guede beraden moede hebben ghegheven ende opghedraghen den convente van Essen myt unsen vier dochteren als Lysen, Ghiselen, Cysen ende Amelen in die ere Goedes voer een affscheit ende bodel van unsen guederen als hyr na bescreven is. Inden eersten gheve wy desse vorscreven convente myt unsen.
vier dochteren onsen tenden also guet als dertich mudde rogge den wy hebben inden lande van Drenthe onder die klocke van Vrees myt al synen toebehoer na uutwisinge des registers ende des breves als wy den ghecofft hebben van unsen salingen [sic] broder Bertolt Perney als hie den voer ende wy den na ghebruket hebben oren profyt ende hogheste nutticheit.
ende wille daer mede toe doen tot ewighen daghen. Daer toe hebben wy dessen vorscreven convent van unsen vier dochteren weghen toe ghestaen ende vry overghegheven voer een testament na unser beyder doet een erve landes van vyfendeviertich grase landes soe groet als dat gheleghen is toe werke ende toe schote myt den huse dat daer opstaet gheleghen in die Oester Bawert in Woltersummer kerspel daer Derck Peters nu ter tyt in woent uut welcken erve wy Focke.
ende Amele vorscreven hebben ghegheven dat convent van Zybekeloe ende oer nakomelinge tot een ewich testament voer uns ende unse olderen toe bidden ende jaerlix toe begaen als ghewoenlick is des kloesters ses arnems gulden jaerlicker rente.
tot ewighen daghen daermen mede werven sal in dat convent van Zybekeloe wijn off vremet beer in oren lateltyden wanneert hem best belevet toe ghegheven ende ist sake dattet convent in aldus danighen maneer niet en wort ghegheven soe salment den armen opter straten gheven offt unse vrenden moghent weder nemen ende ghevent in anderen armen cloesteren. Ende desse arens [sic] ses arens gulden moghen die van Essen off kopen tot allen tyden hoeveer hem des belevet voer hundert arens gulden. Ende dan sal dat convent van Zybekeloe dat gheelt weder beleggen in wisse rente waer hem des best belevet op dattet hoer pitancie daer van moghen krighen als vorscreven steet. Ende die eghendoem van dessen vorscreven erve myt synen.
brukinge sal bliven tot ewighen daghen in dessen vorscreven convente van Essen soe lange als unse dochteren lyven ende leven voert na oren doet tot ewighen tyt alsoe dat sie dat vorscreven lant nummer offstaen sollen. Ende weert oec sake dat unse.
vier kinderen int kloester voer uns storven, soe sal dat convent van Essen dat erve na unser beyder doet ontfangen, besitten ende ghebruken tot ewighen daghen voer onsen beyder zielen ende olderen ende kinderen zielen. Oec syn vorwerde dat wy dat land Remmeke Luers heert gheheten toe Oldersum gheleghen dat unse salighe moder vrou Hysse Rengers dessen vorscreven convente van Essen voer een testament ghegheven hefft dat wy dat sullen bruken onse leven lanck voer achte golden rinsen gulden van welcken lande vorscreven wy Focke ende Amele vorgenoemd den vorscreven convente van Essen myt vryen willen den eghendoem weder toestaen ende overgheven. Ende daer toe love wy dessen vorscreven convente die huer toe verbeteren myt twen golden rinsen gulden (van wel) op die vorscreven acht golden rinsen gulden. Hyr toe gheve wy desen vorscreven convent ewelicke ende erfflike toe bruken sunder emendes weder ropen onsen tenden toe Druwen in den lande van Drenthe gheleghen als vyfftyn mudde.
winter rogge welck vorscreven tenden unse uterste wille ende entlike meninge is dattet vorscreven convent nummemeer affstaen.
sal. Hyr is mede toe ghelovet weert sake dat unse kinderen Dethmer ende Nese sunder wittelicke buert storven.
dat God verbeden moet, dat die dan die naesten als rechte erffgenamen van unsen gueden sollen wesen ende soe en gunde wyt anders nemant liever dan desse vorscreven convente myt unsen dochteren. Weert oec sake dat een van unsen tween warliken.
kinderen vorgenoemd storve sunder wittelike buerte, soe sullen unse gheestelicke kinder meede erffgenamen wesen tot unsen.
gueden, alsoe toe verstaenne dat unse gheestelicke kinder alle veer soelen hebben soe voele als een van unsen vertliken kinder. Meer waer onse dochteren in den vorscreven convente anders toe verervet worden van God ende die hillighe kerke.
dat moghen sie vul ende al heeliken boren ende ontfangen als unse ander warlicke kinderen ende ander waerachtighe erffghenamen. In oerkunde der waerheit dat wy al desse vorscreven artikel ende ghyfftinge vul ende al wal willen vultrecken ende vast holden, soe hebbe ic Focke vorscreven myn zeghel an dessen breeff ghehangen. Ende tot meerre vestenisse der waerheit hebben wy oec ghebeden den eersamen heren heren Johan Cempes abt toe Witte Werum dessen breef oec toe bezeghelen dat wi Johannes abt vorscreven gheerne hebbe ghedaen om bede wille Fockens ende Amele.
vorgenoemd ende hebbe myn zeghel beneden an dessen breeff ghehangen in den jaren uns heren dusent vierhundertende tweendetneghentich op sunte Bernabas dach des hillighen apostels"
. De zegel van de brief is verloren gegaan.

 

VERHAAL BIJ Hiddo (Hidde) Tamminga van Hornhuizen [6133]
Hij verdeelt samen met zijn broer Abel, en in goed overleg met zijn moeder, in 1416 de erfenis van zijn vader. Abel krijgt het Tammingehuis in Hornhuizen en alle rechten die daarbij horen. Wat Hiddo krijgt is niet bekend, maar hij trouwt wel met een rijke erfdochter, gaat wonen op haar borg Eeuwsma in Middelstum en zal daarna haar achternaam gebruiken.

Hiddo hoort tot de partij van de Vetkopers. Als de Vetkoper Focco Ukena (Ukena, geb. ~ 1365 ovl. 29 augustus 1437) probeer om zelf alle macht in Friesland in handen te krijgen, wordt hij in eerste instantie gesteund door de Ommelandse hoofdelingen. In 1427 verslaan zij de stad Groningen in de slag bij Oterdum. In 1428 sluiten Hiddo en een aantal andere Ommelandse hoofdelingen een verbond met de stad Groningen, tegen Focco. Hiddo is de militaire aanvoerder van dit verbond. Volgens de overlevering heeft Focco hem in 1428 in drift gedood, als Hiddo gevangen is genomen. Na zijn arrestatie wordt Hiddo doodgestoken door Foccu Ukena: "Toen Tamminga voor Focco gebragt werd, vroeg deze hem: »Wat *oudt gij gedaan hebben, indien ik in uwe handen gevallen ware ?" Verbitterd over zijne vernedering en zonder te bedenken, dat hij geheel in 's vijands magt was, antwoordde Tamminga ogenblikkelijk : »Ik zou u gedood hebben." Dit antwoord doet Focco zoodanig in toorn ontbranden, dat hij hem op slaande voet met zijn zwaard doorstak".

 

Het huwelijk van hun kinderen zal hiervoor een verzoening zijn. Waarschijnlijk is dit echter fantasie want Hiddo leeft nog in 1431 (noemt zich Hiddo Euwsema maar gebruikt het zegel van Tamminga). Misschien heeft de moord zich in 1431 afgespeeld, daarna heeft Focco geen positie meer om politieke tegenstanders gevangen te nemen.
Dat de naam Ewsum toen niet is verdwenen, is te danken aan het feit, dat Hiddo Tamminga, die met Menneke trouwt, de naam Van Ewsum aanneemt. Hij moet wel, want anders krijgt hij Menneke niet als zijn vrouw.

 

VERHAAL BIJ Gela Beninga von Manslagt [6021]
De Duitse plaats Manslagt ligt in de Duitse gemeente Krummhörn in de deelstaat Nedersaksen en telt ongeveer 450 inwoners.

 

VERHAAL BIJ Ulrich I Cirksena (Van Oost-Friesland) [5602]
Ulrich I van Oost-Friesland (* Norden, 1408; † Emden, 25 of 26 september 1466 ) is een zoon van de hoofdeling (hoofdman) Enno II Edzardisna van Norden en Greetsiel en van Gela van Manslagt. Deze Ulrich I wordt nogal eens verward met Ulrich I Wuerttemberg (ca 1259).

 

xx
Afb. boven: Ulrich I Cirksena (Bron: WP).

 

Zijn vader Enno heeft Nordens Attena geërfd en is hoofdman van Norden geworden, waardoor Ulrich een belangrijke erfenis verwerft. Door zijn moeder Gela, dochter van Affo Beninga, hoofdman in Pilsum en Manslagt, en van Tiadeka Siartza van Berum, verkrijgt hij ook de erfenis van de aanzienlijke familie Cirksena. Gela en haar nicht Frauwa Cirksena ('Sydzena') zijn de enige erfgenamen van de Cirksena van Berum. Enno heeft van de gelegenheid gebruikt gemaakt om zijn zoon uit zijn eerste huwelijk, Ulrichs stiefbroer Edzard uit te huwelijken aan Frauwa. Ulrich en Edzard nemen daarbij de familienaam en het wapen van hun echtgenotes aan. Wanneer Edzard an Frauwa in 1441 zonder nakomelingen allebei aan de pest sterven, erft Ulrich ook de nalatenschap van de Cirksena van Berum. Met zijn vader en zijn oudste stiefbroer Edzard sluit Ulrich in 1430 de Freiheitsbund der Sieben Ostfrieslande.

 

xx
Afb. boven: De Averborg bij Aurich (Bron: WP).

 

De vrijheidsbond is gericht tegen de heersende Fokko Ukena. Edzard weet samen met zijn broer Ulrich een eind te maken aan de macht van de Ukena-partij. Ulrich Cirksena voert zelf ook een handige huwelijkspolitiek. Zijn eerste vrouw is Folka, erfdochter van hoofdman Wibet van Esens. Zij draagt hem in 1440 de heerlijkheid Esens over. Na het huwelijk in 1455 van Ulrich Cirksena met Theda, de kleindochter van zijn tegenstander wordt het grootste deel van Oost-Friesland verenigd. Slechts de heerlijkheden Jever en Friedeburg handhaven hun zelfstandigheid. Sibet Attena, een neef en helper van Ulrich krijgt de heerlijkheden Esens, Stedesdorf en Wittmund, die samen het Harlingerland vormen. Het Harlingerland blijft wel onder het oppergezag van de familie Cirksena. Omdat Ocko I tom Brok het gebied in 1381 als leen heeft opgedragen aan de graaf van Holland, is de status van de heerser van Oost-Friesland onduidelijk. De heerser in Oost-Friesland besluit de situatie te verbeteren door zich direct tot de keizer te wenden. Keizer Frederik III verheft Ulrich daarom in 1464 tot rijksgraaf. De keizer beleent Ulrich I met het rijksgraafschap in Norden, Emden, Emisgonien in Oost-Friesland. Hij moet daarvoor wel een belangrijke geldsom overmaken aan de kanselarij van de keizer, die steeds in geldnood verkeert.
In 1448 laat Ulrich een waterburcht, de Averborg bouwen, 'gegenüber der Burg', waarmee wordt bedoeld dat er tegenover de burcht heeft gestaan van de familie tom Brok.

 

xx
Foto boven: Model van de Averborg bij Aurich (Bron: WP).

 

De Averborg wordt een burcht met vier vleugels. Eggerik Beninga (* Eggerik Beninga leeft van 1490 tot 19 okt. 1562 en is een oostfriese geschiedschrijver uit het adelijke geslacht Beninga.

 

xx
Afb. boven: Het wapen van de Beninga's uit Grimersum.

Hij is tevens een van de eerste staatsmannen van Oost-Friesland en is drost geweest te Leerort en tegelijkertijd

tussen 1540 en 1556 raadgever van gravin Anna van Oost-Friesland. De door hem geschreven kroniek Cornica der Fresen, is geschreven in het plat-Duits en omvat de geschiedenis van de Friezen van de oudste tijd tot 1562. Zijn grafsteen bevindt zich in de kerk van Grimersum) schrijft daarover in zijn Cronica der Fresen: "(..) leet juncker Ulrick de overborch to Aurick int veerkannte mit den 4 tornen anleggen un uptimmeren und enen wall darumme tehen". Het gebied, waar de borg op gebouwd wordt is eerder gebruikt als paarden en veemarkt. Bovendien koopt Ulrich vier

kampen (* Kamp komt van het lateinse campus en is in feite een afgemeten stuk land.) van een zekere Udo Rienena uit Barstede. In 1568 wordt de burcht door een grote brand volledig verwoest.

 

In de tweede helft van de 16e eeuw wordt er een nieuwe borg, ook weer met vier vleugels, gebouwd. De uitbreidingen in 1731/32 onder Georg Albrecht Cirksena veranderen het slot van Aurich nog éénmaal, waarna in 1852 volledige nieuwbouw plaats vind. Het wordt dan niet meer gebruikt als zetel van een voorname familie, maar de plaats waar de regering van Hannover zetelt. Van het vroegere complex zijn tegenwoordig alleen noch resten van de gracht en van een wal te zien. Verder versieren de zuilen van het slotpark nu het einde van de Burgstrasse, maar bovenal getuigt nog de Marstall van Georg Albrecht van het oude Cirksena slot. Ooit zijn hier de vorstelijke paarden en de 'Neue Kanzlei' gehuisvest.



Parentatie IV

16.                 Abel Onsta van Sauwerd [5366], zn. van Hidde Onsta [5463] en Nn Nn , woont op de borg te Sauwerd met
17.                 Hille Jargers [5365], geb. circa 1415, ovl. (ongeveer 84 jaar oud) op 10 aug 1499 (do) In 1498 vermaakt ze in een testament aan de priesters van de St. Martini en van de St. Walburgkerk enige eeuwige renten.
Uit deze relatie 4 kinderen:


8a.                 Frouwke (Vrouke) Onsta [5364], geb. circa 1445, ovl. (ongeveer 32 jaar oud) te St. Urbanusdag op 25 mei 1477 (vr), tr. (resp. ongeveer 30 en ongeveer 35 jaar oud) op 21 aug 1475 (za) met Focco I Ripperda [5360], zn. van Unico (I) Ripperda van Wytwerd [5353] en Ulske Fockena Ook: Ulske Ukena [5352] , geb. circa 1440, hoofdeling te Winsum, proost te Loppersum, ovl. (hoogstens 40 jaar oud) te Winsum voor 29 jun 1480 (di). Uit dit huwelijk een zoon.


8b.                Eylco Onsta [5459], ovl. op 2 jun 1521 (do), zie 8 .
8c.                 Hille Onsta [5616], geb. te Sauwerd in 1444, relatie met Detmer Rengers van ten Post [5617]6, zn. van Johan Rengers van ten Post [5618] en Frouck Schulthinge [5619], zie 9f . Uit deze relatie 6 kinderen.
8d.                Hiddo Van Sauwerd, hoofdeling te Sauwerd na 21 nov 1483 (wo).

18.                 Johan Rengers van ten Post [5618], zn. van Ditmer Rengers van Post [5634] en Hisse Ewesma Ackinga [5635] , relatie(1) met Frouck Schulthinge [5619], dr. van Lywerd Schulthinge [5974] en Teteke Nn [5975], geb. te Bedum in 1414. Uit deze relatie 3 kinderen, tr.(3) met Ewo van Ewesma van Ewsum [6141], geb. circa 1390, ovl. (minstens 87 jaar oud) na 14 dec 1477 (vr), zie 12a . Uit dit huwelijk geen kinderen, tr. (resp. ongeveer 22 en ongeveer 20 jaar oud) (2) in 1435 met


19.                 Agneza van Laer [5628], dr. van Johan van Laer [6001] en Griete van den Water [6002] .
Uit dit huwelijk 5 kinderen:


9a.                 Dethmar Rengers Van Ten Post [5629], tr. met Hidde Onsta. Uit dit huwelijk een zoon.
9b.                Johan Rengers Van Ten Post [5630], geb. in 1439.
9c.                 Jaspar Rengers Van Ten Post [5631], geb. te Scharmer, gem. Slochteren in 1443, ovl. (minstens 60 jaar oud) na 1503.
9d.                Oede [5632], geb. te Scharmer, gem. Slochteren in 1446, ovl. (ongeveer 88 jaar oud) op 22 okt 1534 (ma), zie 9 .
9e.                Melchior Rengers Van Ten Post [5633], geb. te Scharmer, gem. Slochteren in 1448, hoofdeling te Scharmer, ovl. (hoogstens 83 jaar oud) voor 1531, tr. met Griete van Besten, geb. in 1518. Uit dit huwelijk 2 dochters.


xx
J

Johan Rengers van ten Post [5618], tr. (3) met Ewo van Ewesma van Ewsum [6141], (Ewo relatie (1) met Bawe Focken Ukena (Tho Dijkhuizen) [4717].). Uit dit huwelijk geen kinderen, relatie (1) met Frouck Schulthinge [5619].
Uit deze relatie 3 kinderen:


9f.                 Detmer [5617]6, relatie met Hille Onsta [5616], dr. van Abel Onsta van Sauwerd [5366] en Hille Jargers [5365] , geb. te Sauwerd in 1444, zie 8c . Uit deze relatie 6 kinderen.


9g.                 Sweer Rengers Van Ten Post [5626].
9h.                Judith [5627], relatie met Gerard van Warmelo Tot Westervelde [5976]. Uit deze relatie een dochter.

20.                 Onno Tamminga, zn. van Abel Tamminga en Bawe Onstra , tr. met
21.                 Emeke Asinga, geb. circa 1456.
Uit dit huwelijk 2 kinderen:


10a.              Allert [7140], geb. circa 1450, ovl. (ongeveer 48 jaar oud) op 25 jun 1498 (za), zie 10 .
10b.              Bauwe, geb. circa 1476, tr. met Herman Lewe, geb. circa 1472. Uit dit huwelijk een zoon.

22.                 Hendrick Coenders, zn. van Coert Coenders en Ode Lichtvoet , tr. met
23.                 Oede Lewe, dr. van Nn Lewe en Nn Wigboldus .
Uit dit huwelijk 2 kinderen:


11a.              Evert, geb. circa 1472, tr. met Willem Schaffer, dr. van Johan Schaffer en Ave ten Grave, geb. circa 1480. Uit dit huwelijk geen kinderen.


11b.              Gese [7141], geb. in 1460, zie 11 .

24.                 Hiddo (Hidde) Tamminga van Hornhuizen [6133], zn. van Jarig Tamminga [6135] en Jesele Nn [6136] , tr. Menneke trouwde met Hidde Tamminga onder voorwaarde dan hij de naam Ews em zal gaan aannemen. Dit werd bij een boedelscheiding in de familie in 1 458 bepaald. Vanaf dat momen komt de naam Eeuwsum voor naast Van Ewsum, E wesma en Van Ewesma. Kennelijk zullen de geschiedschrijvers deel uitmak en van deze verwarring.
Evenals Auka en Evert vergroot ook Menneke het familiebezit door aankoop van landerijen. In 1439, 1442 en 1443 is sprake van de aankoop van steen. Aanwijzing mogelijke verbouwing van Ewsum? In 1472 wordt Menneke voor het laatst genoemd. Zij heeft twee of drie zonen, Ewe, Onno en Hiddo.

Vermoedelijk is Auka de vrouw van Ewe Ewesma senior en Ewerde de vrouw van Auka's zoon Ewe. Deze Ewerde is een dochter van Onno Onsta. Ewe junior en Ewerde laten een kind na, Menneke. Deze trouwt met Hidde Tamminga van Hornhuizen, die daarna de naam Ewesma aanneemt. Volgens Ubbo Emmius staat hij aan het hoofd van een Gronings-Ommelander legertje dat in 1428 Fokko Ukena bestrijdt. Hij wordt echter verslagen, gevangen genomen en door Ukena zelf gedood. Om te verzoenen zal daarna Ukena zijn dochter Bauwe aan Hiddo's zoon Ewe ten huwlijk zijn gegeven. Wat hiervan waar is, is niet bekend. In elk geval in 1431 leeft Hidde nog. Hij noemt zich dan Hidde Ewesma, maar voert het zegel van Hidde Tamminga. Sindsdien wordt hij echter niet meer vermeld.

 

Evenals Auka en Evert vergroot ook Menneke het familiebezit door aankoop van landerijen. In 1439, 1442 en 1443 is sprake van de aankoop van steen. Aanwijzing mogelijke verbouwing van Ewsum? In 1472 wordt Menneke voor het laatst genoemd. Zij heeft twee of drie zonen, Ewe, Onno en Hiddo. De laatste komt alleen voor in latere afschriften van een oorkonde uit 1446. Ewe trouwt met een dochter van Fokko Ukena en verkrijgt door haar Dijkhuizen bij Appingedam, waar hij zich vestigt. Onno zal in zijn jonge jaren naar het Heilige land en Cyprus zijn geweest en daar tot ridder zijn geslagen. Na zijn terugkomst heeft hij in 1445 de kerk van Middelstum mogelijk hebben herbouwd. Het is niet echt betrouwbare informatie, want in 1458 wordt hij in gelijktijdige bronnen voor het eerst vermeld. Dan is Onno ridder en getrouwd met de Oostfriese Gela Manninga, een dochter van een zuster van Ulrich Cirksena. In dit stuk uit 1458 (slechts in afschrift van 1512 overgebleven), is sprake van een ruil tussen Ewe en Onno Ewesma, waarbij Ewe landerijen onder Garmerwolde en Ten Boer verkrijgt en alle rechten en heerlijkheden (=gebieden) in Fivelingo. Onno verkrijgt Menkemaheerd in Diddinghuizen en de principale heerd en state land de Oert genaamd met 'huisinge, heminge ende graften', 128 grazen groot, Sapsteder land met 20 grazen daarbij gelegen, die Onno al in huur heeft met alle rechten en heerlijkheden die op de heerd in den Oert vallen, met name het redgerrecht om het derde jaar, de helft van de overrechten te Middelstum, Toornwerd en Engeweer, waarvan Onno reeds de andere helft bezit, en ook Toornwerder zijlrechtereed, een schepperij (=soort gemeente) in het Oosterambt, waaronder verschillende met name genoemd Eden. Deze rechten zouden eeuwig en erfelijk bij het huis Ewsum blijven en van de heerd in den Oert afgenomen zijn. Mocht later bij boedelscheiding de Oord van Ewsum gescheiden worden dan zal de collatie van de kerk te Toornwerd bij de Oord blijven. Verder zal Onno alle rechten en heerlijkheden in Hunsingo hebben en houden. Ook na 1458 breidt Onno zijn bezittingen uit. Bij zijn dood bezit hij in volle eigendom landerijen met de totale grootte van 1899 hectare. Waarbij nog 647,5 hectare gemeenschappelijk met de familie Tamminga. Het grootste complex ligt onder Middelstum, Kantens en Toornwerd, samen 587 hectare groot. Het overige land ligt verspreid over geheel Hunsingo, met uitzondering van de Marne, en noordelijk Fivelingo. Bij de opgave hierboven zit niet het Mensingegoed bij Roden, dat Onno in 1485 koopt van de bisschop van Utrecht in leen krijgt. Ook bezit Onno nog huizen in de stad Groningen en Norden (Oost-Friesland).


25.                 Menneke (Ewesma), dr. van Ewe Ewesma van Ewsum en Bauwe Onsta Ferhildema .
Uit deze relatie 4 kinderen:


12a.              Ewo van Ewesma van Ewsum [6141], relatie (1) met Bawe Focken (Bawe Ukena) Ukena (Tho Dijkhuizen) [4717], geb. circa 1378 (circa 1411), ovl. (minstens 89 jaar oud) na 1467 (na 1477), zie 75 . Uit deze relatie geen kinderen, tr. (2) met Johan Rengers van ten Post [5618], geb. te Farmsum in 1413, ovl. (minstens 81 jaar oud) tussen 1494 en 1497, zie 18 . Uit dit huwelijk geen kinderen.


12b.              Hiddo Ewesma [6142], geb. circa 1406, ovl. (minstens 40 jaar oud) na 1446.
12c.              Onno van Ewsum van Middelstum (Onno Ewesma) [6023], ovl. circa 1489, zie 12 .
12d.              Maria Van Ewesma [6143].

26.                 Lütet Manninga Van Lütetsburg [6018], titel, ovl. in 1433, relatie met
27.                 Adda Cirksena [6019], dr. van Enno II Edzardisna Von Greetsiel Und Norden [6020] en Gela Beninga von Manslagt [6021] . Uit deze relatie een dochter:


13.                Gela Manningha Von Jennelt [6017], geb. circa 1434, ovl. (minstens 87 jaar oud) na 21 dec 1521 (wo), zie 13. Het echtpaar woont op de borg te Sauwerd.

 

 

VERHAAL BIJ Eylco Onsta [5459].
Eylko Onsta, de enige nog levende zoon, volgt zijn vader op. Hij is vóór 1495 getrouwd met Oede Rengers, een dochter van Johan Rengers van ten Post, met wie hij op de borg te Sauwerd gaat wonen. Hij treedt echter als rechter op te Sauwerd en te Leens.

 

Het is een rumoerige tijd in Groningerland. Eerst hertog Albrecht van Saxen, die Groningen onder zijn gezag wil hebben en veel krijgsvolk stuurt, met graaf Edzard van Oostfriesland als zijn veldheer. Later wil Edzard zelf de macht over Groningen hebben en hij is inderdaad van 1506-1514 Heer over Stad en Ommelanden geweest. Eylko Onsta heeft de zijde van Graaf Edzard gekozen, tegen de Stad. Als graaf Edzard echter in 1514 uit Groningen verdreven is met behulp van de hertog van Gelre, komen de Groningers hun woede koelen op de Onsta's. Ze nemen de grote borg te Sauwerd in, verwoesten deze en nemen zoveel mee als mogelijk is, wagens, paarden, vee, huisraad, enz. Ook de

borg Verhildersum wordt verwoest.

 

Eylko Onsta schrijft er over aan graaf Edzard en vertelt van al de "scheefte, die hij heeft geleden om zijnent wil". Vooral de Onstaborg te Sauwerd en het huis te Groningen zijn zeer zwaar beschadigd; de schade wordt geschat op 13.000 en 400 goud guldens. "Item (ook) dat huis tho Verhildersum en is nije getimmert mil 1200 golt gulden boeven der erden, dat fundament en weit ick niet, soo weij daer aftrekken. Soo is bouwhuis, brouwhuis unde stals gereckent, unde de brugge, und daer weren op dem huse kisten unde trijssoeren unde beddesteden unde spynden beter dan 50 golt gulden weert, etc.". Of de graaf "scheeftevergoeding" heeft gegeven, is niet bekend, maar het lijkt niet waarschijnlijk."Op den 2 juni 1521 is gestorven Jonker Eylco Onsta, de zoon van olde Abel Onsta". Zijn vrouw Oede Rengers sterft de 22 oktober 1534, nalatende zes kinderen.

 

VERHAAL BIJ Detmer Rengers van ten Post [5617]

DE BORG UNGERSUM
Wanneer in 1489 in de rechtstoel van Uithuizen en Uithuizermeeden een regeling wordt getroffen over de omgang van het redgerrecht is er sprake van Tyarckinga, Tyadingahuis of Ungersma. Het redgerrecht behoort dan aan Dutmer Rengers. Deze woont op het huis Ten Dijke.

 

Zijn kleindochter Anna Rengers, een dochter van Luirt Rengers ten Dijke, trouwt met Wolter Huinge, een stad-Groninger, die daardoor Tyadingahuis, zoals het dan genoemd wordt, verkrijgt. Bovendien erft hij in 1553 van zijn vader het huis de Wijert bij Helpman, waar hij en zijn vrouw gaan wonen. Tyadingahuis wordt verhuurd.
Niet alleen heeft Wolter Huinge de Wijert verbouwd, maar ook te Uithuizermeeden heeft hij 'gewaldich getymmert'. Bovendien heeft hij in de kerk aldaar een graftombe laten oprichten voor zijn in 1574 overleden zoon Rudolf. Deze tombe staat aanvankelijk midden op het koor, maar is in het midden van de vorige eeuw verplaatst naar de muur. Zijn bouwactiviteit kost Wolter meer geld dan hij zich kan veroorloven. Eerst worden zijn goederen met hypotheken bezwaard, daarna verkocht; de Wijert in 1575 en Ungersma, welke naam nu de gewone wordt, in 1576. Wolter zelf, die de Hervorming is toegedaan, moet in 1580 uitwijken naar Oost-Friesland. Hij sterft in 1587.

 

Bij verkoop in 1576 wordt Ungersma opgemeten, waarbij vermeld wordt, dat Wolter zelf de gebruiker is geweest.
De koopster is Anna Gijsens, weduwe van Johan Sickinghe op Warffumborg. Ungersma wordt dan omschreven als het 'principaele huys ende veer cameren omtrent dat huis staende' en onder andere bruggen, poorten, singels, vele rechten, graven en gestoelten in de kerk. Bij Ungersma horen ruim 75 grazen binnendijks en bijna 58 grazen buitendijks. Het buitendijks land is van Wiersmaheerd afgenomen en bij Ungersma gevoegd.
Hiermee is wel zo ongeveer een eind gekomen aan het bestaan van Ungersma als borg. Het is niet bekend, dat er leden van de familie Sickinghe hebben gewoond. Wel hebben ze de rechten uitgeoefend. Om de 20 jaar valt het redgerrecht op de heerd. In 1674 komt dit recht aan Menkema.

 

De heerd zelf komt na de dood van Anna Gijsens aan haar zoon Harmen Sickinghe. Omstreeks 1626 wonen er Enne Mellens en zijn vrouw Hillechien Aljes. Enne Mellens overlijdt er in dat jaar ten gevolge van een val.
Een gevelsteen in de boerderij die er thans staat draagt het opschrift 'Mello Ennens en Elisabet Luierts hebben dit huis geset anno 1664.' Daarbij staat een huismerk. De boerderij staat niet op de plek van het oude Ungersma, waarvan de sloping omstreeks die tijd zal hebben plaatsgevonden, maar waarschijnlijk op 'het grote hof', onder welke benaming Ungersma later voorkomt.

 

Het borgterrein met de oprijlaan en gracht is nog intact. De gracht is waarschijnlijk een buitengracht geweest. Op het zuidwestelijk gedeelte van het terrein tekent zich namelijk een singel af, terwijl men in 1892 bij graafwerk voor een nieuw voorgebouw stuit op een oude gracht, de binnengracht dus. (* Bron: De Omm. Borgen en Steenhuizen).

 

VERHAAL BIJ Ewo van Ewesma van Ewsum [6141].
Ewo Hoofdeling van Woltersum, woont op Dijkhuizen bij Appingendam. Hij heeft een steenhuis in Weiwerd dat in gevechten wordt verwoest. Hij bouwt daarna een huis in Woltersum dat in 1415 wordt verwoest door de troepen van Keno tom Brok. Waarschijnlijk is Ewo dezelfde als Ebbe Ackinga, van de Ackingaheerd in Oosterwierum (op die plaats ligt nu de Akkemaheerd).

 

In 1458 ruilen Ewo en zijn broer Onno bezittingen. In dit stuk uit 1458 (slechts in afschrift van 1512 overgebleven), is sprake van een ruil tussen Ewe en Onno Ewesma, waarbij Ewe landerijen onder Garmerwolde en Ten Boer verkrijgt en alle rechten en heerlijkheden in Fivelingo. Onno verkrijgt Menkemaheerd in Diddinghuizen en de principale heerd en state land de Oert genaamd met 'huisinge, heminge ende graften', 128 grazen groot, Sapsteder land met 20 grazen daarbij gelegen, die Onno al in huur heeft met alle rechten en heerlijkheden die op de heerd in den Oert vallen, met name het redgerrecht om het derde jaar, de helft van de overrechten te Middelstum, Toornwerd en Engeweer, waarvan Onno reeds de andere helft bezit, en ook Toornwerder zijlrechtereed, een schepperij in het Oosterambt. Deze rechten zullen eeuwig en erfelijk bij het huis Ewsum blijven en van de heerd in den Oert afgenomen zijn. Mocht later bij boedelscheiding de Oord van Ewsum gescheiden worden dan zal de collatie van de kerk te Toornwerd bij de Oord blijven. Verder zal Onno alle rechten en heerlijkheden in Hunsingo hebben en houden.
Ewo en Onno ondersteunen beiden de politiek van de Bourgondiërs.

 

Onno is mogelikjk door de koning van Cyprus tot ridder geslagen en in 1445 heeft hij de kerk van Middelstum laten bouwen. In 1472 bouwt hij ook een voor die tijd moderne geschutstoren om de brug naar, de dan vrij ouderwetse, borg Eeuwsum met kanonnen te kunnen verdedigen. Deze toren is het enige onderdeel van de borg dat tegenwoordig nog bestaat. Onno is waarschijnlijk de rijkste hoveling van de Ommelanden geweest. Daaruit volgt dat Ewo ook zeer rijk moet zijn geweest.

 

VERHAAL BIJ Hiddo Ewesma [6142]
Hij sticht een kapel bij zijn goed, genaamd "Snetwinkel", nu Toornwerd( of "Doord".).

 

VERHAAL BIJ Onno van Ewsum van Middelstum (Onno Ewesma) [6023].
Gela en Onno hebben 5 dochters en 4 zonen. Hij wordt genoemd 1467. Hij is een rijk man (grondbezit ongeveer 2200 ha) en is in zijn jonge jaren w aarschijnlijk naar het Heilige Land en Cyprus geweest en daar tot ridder geslagen. Na zijn terugkeer in 1445 zou hij de kerk van Middelstum hebb en herbouwd (uit: "Adel in de Ommelanden" en "Ommelander Borgen en Steenh uizen"). Hij bouwt in 1472 een toren bij de borg Ewsum, koopt in 1485 h et huis Mensinge te Roden en is eigenaar van een steenfabriek aan de noor dzijde van het Boterdiep aan de Deelsterweg te Middelstum (uit: "Lipsker op de Groninger tichelwerken", blz. 120).

 

De borg Ewswum wordt voor het eerst vermeld in 1371, maar het is vrij zek er dat de oorspronkelijke borg er reeds rond 1278 heeft gestaan op dezelf de plaats waar eerst een burcht is gebouwd. Vanaf 1630 komt de borg in ha nden van Ever Lewe en zijn zoon Johan neemt de borg over in 1641. In 16 70 komt de borg in handen van de zoon van Johan, die Evert Lewe wordt gen oemd. Edzard Jacob, baron Lewe van Middelstum, is de laatste borgheer v an Ewsum. In 1856 wordt de borg gekocht tijdens publieke verkoop door H. W. Wierda uit Winsum. Hij heeft het gekocht voor 40.275 gulden (= ± € 18. 000) en in 1863 laat Wierda het gebouw afbreken, alleen de gevechtstoren overleeft de sloop.

 

Onno is ook de stichter van de havezathe te Roden.

 

Onno van Ewsum is de rijkste hoofdeling van de Ommelanden. Bovendien geven zijn riddertitel en zijn verwantschap met de Oostfriese graven hem ve el gezag en invloed. Zijn levenswijze komt daarmee overeen. Zo heeft hij een eigen kapelaan. Onno en broer Ewe zijn vrienden van de Bourgondiërs als dezen hun macht naar het noorden willen uitbreiden. De Groningers echt er voelen zich bedreigd door Karel de Stoute en gaan hun stad versterke n. Als in de dezelfde tijd (1472) Onno van Ewsum zijn slot met toren ga at versterken, probeert de stad dat te verhinderen, maar Onno bouwt de to ren af. Onno is ook een ontwikkeld man met belangstelling voor wetenscha p. Zo behoort hij tot de humanistische kring te Aduard.

Hij overlijdt in 1489. Hij heeft vijf dochters en vier zonen (Hidde, Abeke, Relof en Wigbold). Hidde overlijdt al in 1494. De zonen zetten het be leid van hun vader voort; zij voeren de jonkerstitel en gaan zich Van Ewsum noemen in plaats van Ewesma. Een eigenlijke boedelscheiding schijnt voorlopig niet tot stand te zijn gekomen.


VERHAAL BIJ Lütet Manninga Van Lütetsburg [6018].
De opvatting dat Lütenburg reeds in 1212 door Lütet Manninga gebouwd zou zijn, staat in tegenspraak tot het feit dat de "Broekmer Willküren" dit verboden. De "Broekmer Willküren" geven aan dat steenhuizen hoger dan 12 voet, die door muren en grachten omgeven zijn, tot ca 1300 niet gebouwd mogen worden. Waarschijnlijk is de burcht pas rond 1400 door Lütet I gebouwd. Na de verwoesting in 1514 door de "Zwarte Garde" in de "Sächsisch en Fehde" wordt de burgt door Unico Manninga weer opgebouwd. Zijn dochter Hyma trouwt in 1581 Wilhelm Von Inn- Und Kniphausen.
De hoofdfamilie Von Inn- und Kniphausen, afkomstig uit het Jeverland, is tot vandaag de dag nog steeds in het bezit van Lütetsburg. Een ongelukkige val van een boom in het jaar 1897 leidde tot het afbranden van de burg t. Het in Friese Barockstijl nieuw opgetrokken gebouw wordt in de Tweede W ereldoorlog gebombardeerd. De rest wordt door het vuur in het jaar 1956 verwoest. In de jaren 1959-1960 wordt het huidige enigszins rechthoekige gebouw neergezet. De burcht wordt bewoond en is niet te bezichtigen.

 

Afb. boven: de burcht Lütetsburg

 

 

 

Parentatie III
               
8.                   Eylco (Eyclo) Onsta [5459], zn. van Abel Onsta van Sauwerd [5366] en Hille Jargers [5365] , ze bewonen de borg te Sauwerd, tr. (Oede hoogstens 49 jaar oud) voor 1495 met


9.                   Oede Rengers van ten Post [5632], dr. van Johan Rengers van ten Post [5618] en Agneza van Laer [5628] . Uit dit huwelijk 6 kinderen:


4a.                 Abel [5461], geb. voor 1512, ovl. (minstens 46 jaar oud) te Sauwerd in 1558, zie 4 .
4b.                Haice [6170], relatie met NN Nn [6175]. Uit deze relatie geen kinderen.


4c.                 Hidde [6171], geb. voor 1520, student (Colonia Claudia Ara Agrippinensium) op 3 jan 1530 (vr), ovl. (minstens 23 jaar oud) in 1543, tr.(1) met Anna van Voêrst (Van Voorst), ovl. op 16 mrt 1533 (do) Overleden in het kraambed. Uit dit huwelijk geen kinderen, tr. (minstens 14 jaar oud) (2) in 1534 met Johanna van Camphuysen Camphuisen [5464], ovl. in 1575, begr. te Sibculo. Uit dit huwelijk 4 kinderen.


4d.                Pieter [6172], woont op Schelligeheerd te Wetsinge in 1533.
4e.                Hisse [6173].
4f.                 Johanna (Johanne) [6174].

10.                 Allert Tamminga [7140], zn. van Onno Tamminga en Emeke Asinga , geen kinderen, tr. (resp. ongeveer 38 en ongeveer 28 jaar oud) op 2 jan 1488 (ma) met


11.                 Gese Coenders [7141], dr. van Hendrick Coenders en Oede Lewe .
Uit dit huwelijk 2 kinderen:


5a.                 Abel [5454], geb. circa 1493, ovl. (hoogstens 57 jaar oud) voor 1550, relatie met Hille Ripperda [5453], dr. van Petrus I (Peter) Ripperda van Winsum [5367] en Johanna Rengers Schaffer [5368], geb. circa 1505. Uit deze relatie een dochter.


5b.                Anna [5462], ovl. in 1570, zie 5 .

12.                 Onno van Ewsum van Middelstum (Onno Ewesma) [6023], zn. van Hiddo (Hidde) Tamminga van Hornhuizen [6133] en Menneke (Ewesma) , tr. (2) Zijn kinderen gaan zich Van Ewsum noemen met NN Nn [6144]. Uit deze relatie geen kinderen, relatie(1) met


13.                 Gela Manningha Von Jennelt [6017], dr. van Lütet Manninga Van Lütetsburg [6018] en Adda Cirksena [6019] , relatie(1) met Asynghe Aylkuma Thoe Raskwerth [6015], geb. circa 1455, ovl. (ongeveer 82 jaar oud) circa 1537, zie 14 . Uit deze relatie geen kinderen.
Uit deze relatie 9 kinderen:


6a.                 Wigbold I van Ewsum [5371], geb. in 1474, ovl. (ongeveer 54 jaar oud) in 1528, zie 6 .
6b.                Hidde Van Ewsum [6025], ovl. in 1494.
6c.                 Abeke Van Ewsum [6026], ovl. in 1503, tr. Abeke laat geen wettige kinderen na met Katrijne Nn [6149]. Uit deze relatie een zoon.
6d.                Relof Van Ewsum [6027], tr. in 1507 met Luytge Harinxma Van Sneek [6145]. Uit dit huwelijk een zoon.
6e.                Hisse van Ewsum Van Middelstum [6028], priores van de abdij Marienthal te Norden, ovl. na 1534.
6f.                 Adda van Ewsum Van Middelstum [6029], relatie met NN Nn [6033]. Uit deze relatie geen kinderen.
6g.                 NN Ewesma [6030].
6h.                NN Ewesma [6031].
6i.                  NN Ewesma [6032].


xx



14.                 Asynghe Aylkuma Thoe Raskwerth [6015], relatie (2) met Gela Manningha Von Jennelt [6017], geb. circa 1434, ovl. (minstens 87 jaar oud) na 21 dec 1521 (wo), zie 13 . Uit deze relatie geen kinderen, tr. (resp. ongeveer 27 en minstens 27 jaar oud) (1) circa 1482 met


15.                 Bywe In Den Ham [6016], geb. voor 1455, tr.(2) met Abbe Heemstra, zn. van Mencke Jongen Tammen Zoon in den Ham en Nn, hoofdeling te Loppersum in 1476. Uit dit huwelijk een dochter.
Uit dit huwelijk een dochter:
7.                   Beetke Aylkjma van Rasquert [5372], geb. circa 1475, ovl. (ongeveer 79 jaar oud) in 1554, zie 7 .


xx

 


Bywe In Den Ham [6016], tr. (2) met Abbe Heemstra.
Uit dit huwelijk een dochter:


7b.                Bauwe Of: Bawina in den Ham, ovl. in 1540, begr. te Loppersum In de kerk, tr. met Roelof van Munster, heer van Ruinen, drost van Drenthe, kastelein te Coevorden, ovl. voor 1520. Uit dit huwelijk 4 zonen.

 

Asinge is in 1537 gestorven. Als hij dezelfde is als de Asinge van een document van 1478 dan is hij zeer oud geworden. Abbe Heemstra en Bywe in den Ham hadden ook een dochter Bauwe of Bawine. Zij is getrouwd met Roelof van Munster, heer van Ruinen, de drost van Drenthe en kastelein van Coevorden. Ook deze speelde een belangrijke rol in de oorlog. De Groninger Heine Voele ontnam Roelofs schoonmoeder in den Ham alles wat 'he dragen en krijgen konde van peerden, cleederen, clenodien, silver en golt'. Roelof nam in 1512 in Beilen wraak en overviel Heine en sloeg hem dood. Voor 1520 moet Roelof in Oost-Friesland gestorven zijn. Roelof en Bauwe hadden 4 zonen, waarvan Roelof en Georg of Jurjen als hoofdelingen te Loppersum voorkomen. Jurjen ging in dienst bij Karel van Gelre. In 1532 verpandde deze hem en zijn moeder Westerwolde. Wedde viel in 1536 in handen van Karel V. De moeder van Jurjen (Bauwe) moest het slot verlaten 'avec ses damoiselles et pucelles et leurs joyaulx, bagues, accoutrement, or et argent en ce que leur compete'. Het lijkt een hele hofhouding al deze juffers, sieraden, goud en zilver. Is zij toen naar Loppersum gegaan, waar zij in 1540 is gestorven? In elk geval is zij in de kerk aldaar begraven.

Jurjen werd in 1536 door stadhouder schenck van Toutenberg bij Heiligerlee gevangen genomen. (Jurjen bleef dus in dienst van Karel van Gelre) In 1545 was Jurjen drost van Aurich. Hij werd door de bisschap van Munster tot proost van Loppersum benoemd als tegenkandidaat van dr. Johan de Mepsche. De Mepsche was door de keizer benoemd in 1543. De bisschop kon zijn benoeming niet handhaven. Jurjen overleed kinderloos in 1556.

Zijn broer Roelof Van Munster trouwde met Maria van Selbach. Waarschijnlijk hebben zij op Duirsum gewoond. Want er zijn grafstenen in Loppersum uit 1558 en 1576. Van hun kinderen waren de bekendste: zoon Roelof die getrouwd was met Ida Onsta, en dochter Agnes, in 1560 getrouwd met de bekende dr. Johan de Mepsche, luitenant van de hoofdmannenkamer en verdediger van het spaanse bewind. Roelof zou door zijn vrouw de Onstaborg verkrijgen, terwijl Johan de Mepsche het huis in den Ham verkreeg, hoe is niet bekend (het goed was in die tijd met grote schulden belast). Maar ook Jaspar van Munster was bekend, hij was landmaarschalk van Lijfland en noemde zich in 1565 heer te Duirsum in den Ham en in Loppersum hoofdeling. Hij verbleef daar ook in die tijd.

 

VERHAAL BIJ Abel Onsta [5461].

Abel Onsta, jonker van Sauwerd.
De oudste zoon Abel Onsta volgt zijn vader op als jonker en hoveling te Sauwerd en Leens. Hij is in 1512 getrouwd met Anna Tamminga, een dochter van Allert Tamminga en Gese Coenders. Abel Onsta heeft weer moeilijkheden over de Herathemagoederen, evenals zijn gelijknamige grootvader; hij heeft namelijk meningsverschil over de vergeving van de prebende van het Maria-altaar in de kerk te Eenrum, afkomstig van Herathema, met de pastoor van de Akerk, Reyner Broeylls, in 1530.

 

Doordat de Onsta' s steeds weer heerden, waaraan redgerrechten verbonden zijn, gekocht hebben, of ook wel redgerrechten los van de heerd, is het hun eindelijk gelukt alle redgerrechten van Leens in handen te krijgen, en in 1544 is Leens een staande rechtstoel geworden. Een oorkonde van 20 november 1544 spreekt er van. Het is een 'scheijtbrieff bij wijlen Claes Cater en Edzart Rengers, tusschen Abel en Hidde Onsta wegens scheijdinge der rechten in en buyten die Marne gemaeckt in dat jaar 1544, op avont praesentationis Mariae Virginis'. Hierin leest men:

 

'Onsta rechtingen worden bevonden in de Marna als Warffhuijsen 3, Leens 12 recht schappen continue, Ulrum 3, Vierhuisen 1,' "Onsta Rechtingen worden bevonden buijten die Marne als Adorp 2, Sauwerd 2, Obergum 8, Eendrum 4, Baffelo 1, Rasquert 1, Bedum 1, Elderhysen 2, Noordwolde 3, Suydwolde 1'. Verder lezen we in 't Overlijdt Tjassens:
'Extract uyt T. Popkensboeck. Toe Wehe hebben de Onstemans alle wege Ao 45 (alle rechtingen) beginde Aepko Onsta de Rechtingen in de Marne en Hidde Onsta erffgenaemen buijten de Marne, soo waer de Onstemans die vallen de naaste 6 jaaren.'.

 

Abel Onsta overlijdt in 1558, zijn vrouw in 1570.

 

In 1894 vindt men bij een opgraving een zware gebeeldhouwde grafsteen met een lengte van 2.36 meter en een breedte van 1.17 meter. De steen is gemaakt van leisteen, waarop in gotische stijl de wapens van Onsta en enkele andere geslachten. Op een geslingerde banderol staat: 'Anno MCCCCLXXXIII starf Abel Onsta op S. Cecilieavët'. Het blijkt dus de grafsteen van Abel Onsta te zijn. De steen lag ruim een voet onder de grond op het voormalige kerkhof van Sauwerd verstopt.

 

VERHAAL BIJ Hidde Onsta [6171].
Hidde Onsta, de tweede zoon van Eylko Onsta, ingeschreven als student te Keulen 3 januari 1530, is redger geweest te Leens. Hij trouwt Anna van Voêrst, overleden 'in de kraam' 16 maart 1533. In 1534 hertrouwt hij met Johanna van Camphuysen, overleden 1575, begraven te Sibculo. In 1525 verpacht Gerlach de Bever aan Hidde Onsta de halve proosdij van Leens, welke wijlen Erich, bisschop van Munster, hem gegeven heeft. In 1537 krijgt Hidde de andere helft van de proosdij er nog bij van Aleff van Mervelt vanwege zijn broeder Johan van Mervet. Hidde Onsta is overleden 3 oktober 1543.


Uit zijn tweede huwelijk heeft hij 4 kinderen, 3 dochters: Anna, getrouwd met Johan van den Clooster tot de Havixhorst; Adda, getrouwd met Claes van Burmania, hoofdeling te Grijpskerk; Ida, getrouwd met Roelof van Munster tot Harsefoort, hoofdeling toe Duirsum in den Ham en Loppersum - en één zoon, Eylko Onsta, geboren 17 april 1538, ingeschreven als student te Keulen in 1555, hoofdeling te Sauwerd, en bij een brief van 27 juni 1545 door Karel V bevestigt in de proosdij van Leens met de daarbij behorende tienden.

 

VERHAAL BIJ Abel Tamminga [5454].
Een ander geslacht dat zich in de 16e eeuw in de nabijheid van Winsum vestigde, was de familie Tamminga. Al in de 14e eeuw bezaten de Tamminga’s v eel land in deze omgeving, maar zij woonden in Hornhuizen. Door huwelijk met een erfdochter Asinga verkregen zij in de tweede helft van de 15e ee uw ook de borg te Warffum. Tussen 1534 en 1542 komt Abel Tamminga als hoo fdeling te Winsum voor. In die tijd was de familie in processen verwikke ld met neef Geert Lewe over het bezit van de borg te Hornhuizen.


Nadat deze juridische strijd in het voordeel van de familie was beslech t, betrok Abel Tamminga de voorvaderlijke borg te Hornhuizen weer. Hij wo onde vermoedelijk niet op de (latere) Tammingaborg te Bellingeweer, want hij wordt expliciet hoofdeling te Winsum genoemd. Hij was gehuwd met een zuster van Focke Ripperda, die toen hoofdeling te Winsum was, en woonde d aarom mogelijk op Ripperda-goederen. De eerste Tamminga te Bellingeweer was Allert Tamminga, die onder andere in 1563 als hoofdeling te Bellingewe er voorkomt. Van eerdere bewoners van de borg is niets bekend.

 

VERHAAL BIJ Wigbold I van Ewsum [5371].

De borg Nienoord.

 

Nienoord is momenteel een landgoed in Leek, dat vooral bekend is van de borg Nienoord. Verder zijn het Nationaal Rijtuigmuseum, het Zwemkasteel, e en camping en het Familiepark Nienoord op het landgoed gevestigd.
De oorspronkelijke borg is gebouwd in 1525 door de familie Van Ewsum die afkomstig was uit het Oord bij Middelstum. De naam oord duidt op eiland, namelijk het land dat tussen het Startenhuistermaar en het Hogepandsterma ar is gelegen. De streek heet nu Oldenoord. De borg Nienoord werd vanaf 1 693 bewoond door de graven Von Inn- und Knyphausen. Georg Wilhelm von Inn- und Knyphausen was namelijk getrouwd met Anna van Ewsum en de borg werd nu eigendom van zijn familie.

 

De borg Nienoord.
Afb. boven: De borg Nienoord.

 


In 1850 is de borg geheel verbrand. Vanaf 1884 was Nienoord eigendom van de familie Van Panhuys, en zij gaven in 1886 opdracht de borg te herbouw en in art nouveau en neoclassicistische stijl. Alleen de toegangspoort uit 1708 herinnert nog aan de vroegere glorie.

 

Op 6 november 1907 raakte de koets waarin de familie Van Panhuys zat te w ater. Jonkheer Johan was met echtgenote, zoon en schoondochter onderweg n aar Groningen, zij verdronken allen in het Hoendiep bij Hoogkerk.
De borg herbergt tegenwoordig het Nationaal Rijtuigmuseum. Een andere bez ienswaardigheid is de schelpengrot die zich bevindt in een gebouw in de r ozentuin.
De jonkers van Nienoord bezaten een groot deel van het veen ten zuiden v an Leek. Een belangrijk bezit in de tijd van de grote ontginningen — turf was veel waard. Het gebied staat daarom bekend als het Nienoorterveen. De naam Jonkersvaart herinnert aan de zeggenschap van de heren van Nie noord.
Ewsum.

 

Wigbold erft de borg Ewsum van zijn vader Onno en in 1494 wordt de borg door de Groningers vernield.
In 1515 komt het tot een openlijke breuk tussen George van Saksen en graaf Edzard van Emden. De broers Ewsum kiezen de kant van George. Na de inn ame van Appingedam worden zij door George tot ridder geslagen. George do et zijn rechten over aan Karel de vijfde, ook dan blijven de broers aan B ourgondische kant. Zij huldigen Karel van Gelre niet als heer, maar wijk en uit naar Hasselt, waar vooral Relof de Geldersen bestrijdt. Van Wigbo ld horen we in die tijd niet zoveel. Hij wordt in 1515 door George van Sa ksen officieel van zijn eed van trouw ontslagen en in 1520 ook door Kar el V. Daarna mag hij van Karel van Gelre naar de Ommelanden terugkeren, waar hij zich wijdt aan de opbouw van Nienoord en de vestiging van zijn positie in Vredewold. Hij sterft in 1528. Zijn politiek wordt voortgezet do or zijn weduwe Beetke en hun vijf zonen, Onno, Johan, Hidde, Christoffel en Wigbold. Ook nu komt het niet onmiddellijk tot een boedelscheiding. Be etke blijft op Nienoord wo-nen en Ewsum schijnt ook door haar zonen niet bewoond te zijn. Er is tenminste sprake van huisbewaarders. Onno, zoon v an Relof, sterft in 1537 zonder wettige nakomelingen. Dus komen Ewsum, Me nsinge, Nienoord en Raskwerd, afkomstig van Beetke, aan de kinderen van de in 1528 gestorven Wigbold. Kort voor en na de dood van Beetke in 1554 komt het eindelijk tot boedelscheidingen waarbij Johan Ewsum en Mensing e, Christoffel Raskwerd en Wigbold Nienoord verkrijgt. Onno en Hidde zi jn dan al gestorven.

 

VERHAAL BIJ Abeke Van Ewsum [6026].
Van de vier zoon die Onno van Ewsum na laat - Hidde, Abeke, Relof en Wigbold - komt Abeke het meest voor op de borg. Tegen het eind van de 15e ee uw breken er oorlogen uit die tot 1536 deze streken zulle teisteren. De d rie broers zijn aanhangers van de Saksische hertogen en graaf Edzard van Emden en dus de tegenstanders van de stad. Mensinge wordt door de Groning ers geplunderd en ook Ewsum loopt zware schade op. Abeke, die we in die t ijd het meest met Ewsum in verband aantreffen, is ook bevelhebber van App ingedam onder Edzard. Abeke sterft daar in 1503 zonder wettige kinderen na te laten. In 1506 neemt de stad Edzard als heer aan, waarna een tijdpe rk van rust aanbreekt. Ewsum en Mensinga kunnen weer worden hersteld en bewoond. Wigbold, die in 1502 met Beetke, erfdochter van Raskwerd, trouw t, krijgt Ewsum en Relof Mensinge. Relof trouwt in 1507 met Luytge Haring xma van Sneek en vestigt zich daar.

 

VERHAAL BIJ Hisse van Ewsum Van Middelstum [6028].

 

EWSUM, Hisse van (gest. na 1534), priores van abdij Marienthal te Norden, Duitsland. Dochter van Onno Ewesma (actief 1458-1489), hoofdeling te Middelstum, en Gele Manninga (actief 1458-1514).


Hisse van Ewsum was een van de tien kinderen uit het huwelijk van Onno Ewesma en Gele Manninga. Van het ouderlijk huis Ewsum bij Middelstum (Groningen) staat alleen nog een stenen gevechtstoren overeind die haar vader in 1472 heeft laten bouwen (Formsma e.a. 263). Haar moeder stamde uit het Oostfriese gravenhuis Cirksena. Deze Cirksena’s onderhielden nauwe betrekkingen met het benedictijner klooster Marienthal in Norden: een dubbelklooster met gescheiden afdelingen voor monniken (onder leiding van een abt) en nonnen (geleid door een priores). De kloosterkerk was de grafkerk van de Cirksena’s, en ongehuwde dochters Cirksena werden in de nonnenafdeling ondergebracht. Om zijn bezit niet onder al zijn tien kinderen te hoeven verdelen, bestemde Onno Ewesma eveneens twee dochters voor het klooster: Hisse en haar zuster Auk. Gezien de familiebetrekkingen lag Marienthal voor de hand. Bovendien hadden de Ewesma’s ook een huis in Norden, wat het bezoek aan de dochters in Marienthal vergemakkelijkte. Auk stierf er vier jaar na haar intrede. Hisse gaf tot 1532 leiding aan de vrouwen, onder wie drie nichten uit de familie Cirksena en twee Groningse tantezegsters.

Kloosterleven
Onbekend is op welke leeftijd Hisse naar Marienthal is gebracht en of zij voordien op Ewsum onderwijs heeft genoten. Als ‘Suster Hysse priorisse’ wordt ze voor het eerst genoemd in een oorkonde van 20 december 1500 (Friedländer, nr. 1672). In vier bewaard gebleven brieven aan haar broers noemt zij zich ‘Hisse van Ew(es)sum’. Hoewel in haar familie nog veel Friese namen voorkwamen, blijkt onder meer uit haar brieven dat de voertaal omstreeks 1500 toch reeds Nederduits was. Ook laten de brieven zien hoe ze de familiebanden onderhield met geschenken. Omstreeks 1515 stuurde de geletterde priores haar broer jonker Wigbold van Ewsum (actief 1489-1527), haar schoonzuster Beetke (gest. 1554) en hun kinderen enkele eigenhandig geschreven evangeliën. Tevens bood zij haar broer aan bij een bevriende goudsmid een gouden uurring te bestellen en die zelf voor hem te graveren. De zakelijk ingestelde Wigbold heeft de schrijfkunst van zijn zuster vermoedelijk niet op waarde geschat. Zo gebruikte hij een handschrift van haar om een kasboek te laten inbinden (Bos, 166).

Blijkens brieven van Hisse van Ewsum kwam de familieliefde inderdaad enigszins van één kant. Zo wordt duidelijk dat broer Roelof (gest. 1532) in 1523 in Oostfriesland verbleef, maar niet de moeite nam in Norden langs te gaan. Eerder had de familie na de dood van Gele Manninga zielenmissen bij de zusters van Marienthal besteld, zonder de nonnen daarvoor een eenvoudige tractatie aan te bieden, zodat de priores hiervoor ten slotte zelf opdraaide. Ook de kosten voor de opvoeding van de enige jaren eerder gestorven Auk waren nog steeds niet voldaan. Beschaamd liet Hisse van Ewsum haar familie weten dat de vorige abt haar hierop in ‘vaak smadelijke woorden’ had aangesproken. Bovendien klaagde zij bij Roelof dat broer Wigbold talmde met de uitvoering van hun moeders testament. De schatrijke Ewsums zagen het klooster blijkbaar als sluitpost. Inmiddels had Hisse van Ewsum in Marienthal de zorg gekregen voor twee nichtjes: Anna van Ewsum, dochter van Wigbold, en Anna van Kamphuizen, dochter van zus Ewe. Aan Anna van Ewsum hoopte de priores haar boeken na te laten, zo schrijft Hisse in een brief van die ergens tussen 1518 en 1527 moet worden gedateerd (Bos 199).

De laatste bewaard gebleven brief van Hisse van Ewsum gaat over een heel ander probleem. In 1527-1528 schrijft zij aan Wigbold ‘dat de lutherij helaas een zeer grote voortgang heeft in ons klooster’. Na een tumultueuze bijeenkomst van godgeleerden uit de regio in Norden was abt Gerard Snel uit Marienthal gevlucht, de kloosterlingen ‘troosteloos’ en in ‘grote weemoed’ achterlatend. Hij had zich als enige tegen de ‘lutherij’ durven uitspreken. Bekend is dat hij in contact stond met de Moderne Devotie (Tielke, 341-342). Graaf Edzard Cirksena wilde het klooster nu onder beheer van een hervormingsgezinde bestuurder stellen en de nonnen een wereldlijke status geven. Van haar broer verlangde de priores ditmaal boter bij de vis: vrijmaking van haar erfdeel en de verzekering ‘dat ik met ere uit mijn klooster mag reizen’. Pas na de dood van Wigbold en Roelof kreeg ze haar zin, dankzij Wigbolds weduwe Beetke. Eind december 1532 ontving Hisse van Ewsum de som van 35 Emder guldens. Kort daarop verhuisde zij naar de borg Nienoord bij Leek, waar Beetke inmiddels woonde en het familiegoed beheerde. Toen zij daar gezelschap kregen van nog vijf nonnen uit Norden (onder wie nicht Anna van Kamphuizen), werd passender onderdak gevonden in het benedictijner dubbelklooster Selwerd bij Groningen. Dit blijkt uit een brief van Anna’s vader uit 1534, het laatste contemporaine bericht over Hisse van Ewsum (Bos, 192-193). Selwerd stond van 1523 tot 1543 onder leiding van de abt Hendrik Rol, ook een sympathisant van de Moderne Devotie. Het had een regionaal befaamd handschriftenatelier. Of Hisse van Ewsum hierin nog heeft gewerkt, is onbekend.

De brieven.
De brieven van Hisse van Ewsum zijn in 1893 teruggevonden in een kist op de zolder van het Groninger stadhuis en in 1907 gepubliceerd (Schut 7-8; Bos). De ontvangst ervan liep uiteen. Zag historicus Pieter Bos hierin een uniek verslag uit de eerste hand van het laatmiddeleeuwse nonnenleven in Noord-Nederland en -Duitsland, de letterkundige Hermine Moquette maakte eruit op dat Hisse van Ewsum een vaardig (af)schrijfster en borduurster was (Moquette, I 49-50). De brieven zijn in meer opzichten interessant. Zo getuigt bijna iedere zin van de ‘filial piety’ van de schrijfster: haar loyaliteit aan een familie die zich ondanks haar vrome werken in de praktijk weinig van haar aantrok, en aan een kerk die na 1500 in toenemende mate onder vuur kwam te liggen. Ook daarin speelde de familie overigens een rol. De Cirksena’s steunden de Hervorming al vóór 1530, de Ewsums na 1530 eveneens (Hartgerink-Koomans, 183-191). De loyaliteit van Hisse van Ewsum werd uiteindelijk beantwoord door haar schoonzuster Beetke, die na de dood van Wigbold als ‘mater familias’ optrad. Van haar is in 1993 een geschilderd portret ontdekt (Knol e.a, 70). Ter herinnering aan Hisse van Ewsum en haar zusters is in 2004 ter plaatse van de kloosterkerk een standbeeld van een benedictijner non opgericht.

Bronnen:

- RHC Groninger Archieven: toegang 696 (Familiearchief Van Ewsum) [hierin onder meer familiecorrespondentie en de brieven en een kwitantie van H. van Ewsum (inv. nrs. (Schut) 2-3, 8, 85, 589, 668, afgedrukt bij Bos, bijlagen I-II en IV-VI)].; E. Friedländer, Ostfriesisches Urkundenbuch, 1 (Emden 1881); P.G. Bos, ‘Uit het Oostfriesche kloosterleven’, Groningsche Volksalmanak (1907) 153-208 [Duitse parafrase in E. Lottmann, ‘Norder Kloster Marienthal: Briefe schildern den Alltag’, Ostfriesland 74 (1991) 250-259].; H.C.H. Moquette, De vrouw, 1: Huiselijk leven (Amsterdam 1915).
- M. Hartgerink-Koomans, Het geslacht Ewsum (Groningen/Batavia 1938).
- W.J. Formsma, R.A. Luitjens Dijkveld-Stol en A. Pathuis, De Ommelander borgen en steenhuizen (Assen 1987); R. Nip, ‘De bewoners van het Groninger benedictijnerklooster Selwerd’, Driemaandelijkse Bladen 41 (1989) 33-58; E. Schut, Inventaris van het archief van de familie Van Ewsum 1350-1646 (Groningen 1993); M. Tielke, ‘Gerardus Synellius’, in: Idem, Biographisches Lexikon für Ostfriesland, 1 (Aurich 1993) 341-342.
- U. Scheuermann, ‘“Sprache” in Ostfriesland’, in: K.-E. Behre en H. van Lengen red, Ostfriesland. Geschichte und Gestalt einer Kulturlandschaft (Aurich 1996) 329-340; E. Knol, J.M.M. Hermans en M. Driebergen red, Hel en hemel. De Middeleeuwen in het Noorden. Tentoonstellingscatalogus Groninger Museum (Groningen 2001); R. Alma, ‘Overzicht van Ommelander hoofdelingen (1498-1516)’, Virtus 10 (2003) 58-70; Auteur: Kees Kuiken. laatst gewijzigd: 07/05/2008.


VERHAAL BIJ Asynghe Aylkuma Thoe Raskwerth [6015].
Komt ook voor als Raskwerd.

 



Parentatie II

4.                   Abel Onsta [5461], zn. van Eylco Onsta [5459] en Oede Rengers van ten Post [5632] , tr. (minder dan één jaar oud) in 1512 met


5.                   Anna Tamminga [5462], dr. van Allert Tamminga [7140] en Gese Coenders [7141] .
Uit dit huwelijk 4 kinderen:


2a.                 Aepco [5029], geb. circa 1516, ovl. (ongeveer 48 jaar oud) te Emden, Ost‑Friesland, Dld. op 28 apr 1564 (di), begr. te Wetsinge bij Adorp, zie 2 .


2b.                Hiddo [6010], ovl. te Provence [Frankrijk] Gesneuveld in dienst van Karel V.
2c.                 Aldert [6011], ovl. te Provence [Frankrijk] Gesneuveld in dienst van Karel V.
2d.                Eylcke [6012], tr. met Schotte de Bever. Uit dit huwelijk geen kinderen.

 


xx



6.                   Wigbold I van Ewsum [5371], zn. van Onno van Ewsum van Middelstum (Onno Ewesma) [6023] en Gela Manningha Von Jennelt [6017] , tr. (resp. ongeveer 28 en ongeveer 27 jaar oud) in 1502 met


7.                   Beetke Aylkjma van Rasquert [5372], dr. van Asynghe Aylkuma Thoe Raskwerth [6015] en Bywe In Den Ham [6016] . Uit dit huwelijk 8 kinderen:


3a.                 Gela [5030], ovl. circa 1574, zie 3 .


3b.                Anna [5370], geb. in 1510, zij erft de borg Eglumborg van haar broer Christoffer na 1683, ovl. (ongeveer 45 jaar oud) in 1555, tr. (beiden ongeveer 23 jaar oud) op 7 feb 1533 (di) met Focko Hayo Ripperda van Peyse [5369], zn. van Petrus I (Peter) Ripperda van Winsum [5367] en Johanna Rengers Schaffer [5368], geb. in 1510, Redger, overrechter, zijlrechter, Geduputeerde van de Ommelanden, ovl. (minstens 55 jaar oud) tussen 1565 en 1566. Uit dit huwelijk 5 kinderen.


3c.                 Clara [6034], ovl. voor 1583.


3d.                Johan [6035], ovl. in 1570, tr. (1) Johan heeft grote theologische belangstelling en is een vriend van de Her vorming. Toch dient hij onder de katholieke Karel V in de Smalkaldische o orlog. Tijdens de inval van Lodewijk van Nassau blijft hij afzijdig. Hij hoeft niet te kiezen voor of tegen zijn leenheer want in 1570 overlijdt J ohan van Ewsum. Hij is tweemaal getrouwd geweest, eerst met Henrick Kate r, daarna met Anna van Burmania. Met Anna heeft hij drie zonen, Onno (Aep co), Jurgen, Joost en een dochter. Bij zijn dood zijn er vele schulden en de baten bestaan grotendeels op een vrij waardeloze vordering op zijn broer Wigbold, die veel geld nodig heeft voor zijn veenontginning en zout winning. Moeilijkheden ontstaan over de administratie van de goederen en de voogdij over de kinderen. Anna zelf hertrouwt in 1575 met Claas Kate r. Rempt Jensuma wordt ten slotte officieel door de hoofdmannenkamer tot voogd benoemd. De rector van de Latijnse school ter A, Ludovicus Gratema wordt pedagogus en beheerder van het vermogen van de kinderen. Jensema m oet in 1580 uitwijken en dat geeft weer nieuwe problemen met Anna van Burmania (van Burmannia) [6160], (Anna tr. (Claas ongeveer 25 jaar oud) (2) in 1575 met Claas Cater (Kater) [7161], zn. van Claas Cater [7149] en Anna Tamminga [7137].). Uit deze relatie 4 kinderen, relatie(2) met Henrick Cater [7493]. Uit deze relatie geen kinderen.


3e.                Hidde [6036], ovl. voor 1554.


3f.                 Christoffel [6037], heer van Tammingahuizen en Ten Post, ovl. in 1583, tr. met Nn. Uit dit huwelijk een zoon.


3g.                 Wigbolt II [6038], geb. te Leek, Nienoord in 1521, titel, Verslag van 1555 tot 1584 Nienoord is in het bezit van Wigbold II, ovl. (ongeveer 63 jaar oud) te Oterdum op feb 1584 (do) Hij sterft aan de verwondingen die hij oploopt bij de Slag van Oterdum, tr. (resp. ongeveer 33 en ongeveer 26 jaar oud) op 11 sep 1554 (za) met Geertruida van Willich [6167], geb. in 1528, ovl. (ongeveer 42 jaar oud) in 1570. Uit dit huwelijk 8 kinderen.


3h.                Onno [7040], ovl. in 1535.


VERHAAL BIJ Aepco Onsta [5029].

Aepco Onsta, jonger en hoofdeling
De jongste zoon Aepco Onsta, geboren ± 1516, jonker en hoofdeling te Sauwordt, Wetsinge en op Verhildersum, volgt zijn vader op. Hij trouwt vóór 1539 met Gela van Ewsum, een dochter van WigboIt van Ewsum en Beetke van Rasquert. Het echtpaar bouwt een nieuwe borg te Wetsinge en gaat daar wonen. De oude borg te Sauwerd is zo zwaar beschadigd door de Groningers, dat herstel niet mogelijk is. Aepco vermaakt de borg aan zijn vrouw Gela van Ewsum, 'so doch datsulve huys meestendeel uit hoer geit getimmert is'. Aepco Onsta is een vooraanstaand man, wiens naam we bij vele gelegenheden tegenkomen. Hij sterft echter al in 1564 te Emden en wordt in 't koor der kerk te Wetsinge begraven.

 

xx
Afb boven: Grafzerk van Aepco Onsta en Gela van Ewsum in de kerk te Wetsinge. Na de afbraak van de kerk in 1840 is de grafzerk later in 1893 naar het museum te Groningen gebracht.

 


De prachtig gebeeldhouwde grafzerk, met de levensgrote figuren van Aepco Onsta en Gela van Ewsum bevindt zich nu in het museum te Groningen.


Op het randschrift van de zerk staat: 'Anno Domino 1564 de 28 April starf de Edele Erentfeste und Erbare Aepko Onstha tho Sauwordt Wetsingha und Verhildersum, Juncker Hoevelinck in de Ubbegha. Anno Domina 15. de. starf de Edele Erentricke und Veeldoeghsame Gela van Ewsum dochter tho Nienoert, tho Sauwert, Wetsingha und Verhildersum Frow.' De stippeltjes moeten natuurlijk ingevuld moeten worden na de dood van Gela van Ewsum, maar dat is niet gebeurd. Tussen de figuren van Aepko Onsta, in harnas, en zijn vrouw in de klederdracht van die tijd, staat de Dood met de zeis in de ene hand en de zandloper, die de tijd aangeeft, in de andere hand. De handschoenen van Aepko en zijn zwaard en dolk liggen voor zijn voeten.


Het onderste Latijnse opschrift wordt door Jhr. Mr. J. A. Feith als volgt vertaald: 'Ik ben een voorstander en beminnaar van de vrijheid des vaderlands, niet duldende dat de burgerlijke rechten van mijn geboortegrond worden verkort. Ik leg mij toe op de staatkunde, opdat des lands nuttige gedaante bloeie; uit liefde voor mijn volk veracht ik eigen voordelen. Zo iemand, arm zijnde eerlijk werk begeert naar zijn krachten, wie helpt dan mijn dienstvaardige hand niet?'.

 

Op de hoeken van de prachtige zerk, die 3 meter lang en 2 meter breed is, staan de geslachtswapens, rechts boven en rechts beneden de wapens van de man, links boven en links beneden die van de vrouw. In de heraldiek worden de termen rechts en links juist andersom gebruikt dan in ' t dagelijks leven, daar men dan als het ware spreekt van achter het schild, waarop het wapen staat en van achter de grafsteen.
Rechts boven zien we dus de wapens Onsta en Tamminga, van de vader en moeder van Aepko Onsta; men kan ook zeggen van zijn beide grootvaders. Rechts onder Rengers en Van Laer, de grootmoeders van vaders en moeders kant van Aepko Onsta of van zijn beide overgrootvaders.
Links boven staan de wapens van Van Ewsum en to Rasquert, van de vader en moeder van Gela van Ewsum, of van haar beide grootvaders. Links onder Manninga en Jongema, van de grootmoeders van vaders en moeders kant van Gela van Ewsum of van haar beide overgrootvaders.
Men kan dus zeggen dat er op de grafzerk staan de wapens van de acht grootouders, of van de acht overgrootvaders van het echtpaar.

 

Het bovenste Latijnse opschrift luidt vertaald: 'Mijn hoop is, dat ik ten jongste dage met een nieuw lichaam zal opstaan; dit, hoewel door den dood ontbonden, wordt weder levend. Wat baat het geleefd, onheil en moeiten verduurd te hebben, zoo mij geenerlei hoop op herleving overblijft.' Hieruit spreekt natuurlijk hun geloof in een leven na dit leven.

 

Gela van Ewsum blijft in 1564 achter met een zoon Eylco en 3 dochters. Het zijn moeilijke tijden, de beeldenstorm, het begin van de 80-jarige oorlog, vaak stropende benden soldaten, die de gewassen van' t land vernielen of meenemen en het vee roven. De boeren kunnen hun landheer geen huur betalen en Gela en haar zoon Eylko zien zich dan ook vaak gedwongen om een jaarlijkse rente te verkopen uit hun bezittingen; dat wil zeggen. een som geld op te nemen op hun landerijen, waarvan ieder jaar rente betaald moet worden, totdat het kapitaal afgelost wordt.

 

VERHAAL BIJ Gela Van Ewsum [5030].

De erfenis van Aepco.
Gela van Ewsum, wed. Aepko Onsta, (zijn moeder, is al eerder overleden ± 1580). In 1585 krijgen we de eerste scheidbrief van de nalatenschap van Aepko Onsta, die al in 1564 is overleden, zoals we boven hebben gezien. Misschien heeft men de verdeling wat op de lange baan geschoven vanwege de financiële moeilijkheden, de vele 'jaarlijkse renten', de vele schulden; met de nalatenschap van Gela van Ewsum is men in 1613 nog bezig!.

 

Uit de scheidbrief van 1585 blijkt, dat er in 1582 al een inventaris is opgemaakt van alle 'Landen ende Arven', waarbij blijkt dat er 1422 grasen en 'drievierendeel' grasen is, grasen en jukken gelijk gerekend. Van de nalatenschap van de vader krijgt de zoon Eylko Onsta 2 delen tegen iedere dochter 1 deel, 'nae Landrechte'. De moeder krijgt 222 grasen, de zoon 480 grasen en de drie dochters samen 720 grasen. Hier zijn niet in meegerekend de landen en huizen in Drenthe, de tienden te Harsens, de huissteden te Winsum en het Huis te Wetsinge, Sauwerd en in de Stad, met hun hoven en singels en alle mobile goederen.

 

Verder wordt in deze akte opgesomd wat de moeder krijgt: o.a. het huis te Wetsinge met omtrent 100 gr.; 2 heerden te Arnwerd, Sauwerd, samen 75 gr, een heerd te Holwierde, groot 50 of 60 gr. 'hoer van die frouwe tho Dornum angearvet', enz. Dan volgt een lange lijst van wat Eylko Onsta krijgt, o.a. 'Grijssloet in die Marne gelegen, die welcke Johan Luels gebruicket, groet zijnde 70 Jucken', enz. enz. En dan volgen de schulden.

 

VERHAAL BIJ Anna van Ewsum [5370].
Anna is waarschijnlijk erfgename van de havezate Peyse (Peize), waar ook de Ripperda's lang zijn verbleven.

 

VERHAAL BIJ Clara van Ewsum [6034].
In 1569 verkoopt Clara van Eswum een rente uit haar heerd te Ellerhuizen dat bewoond en gebruikt worde een 'Derck Wyrsums weduwe' (HJK, inv. nr. 1 702). Op 12 maart 1572 wordt zijn weduwe, door mandaat van de Hoofdmanne n, gesommeerd een schuld te voldoen. Dit mandaat is gericht aan de weduwe van "Derck Weersema op Elderdehues" (Ellerhuizen) (AHS, inv. nr 275.).

 

VERHAAL BIJ Wigbolt II van Ewsum [6038].

 

Veengrond van Wigbold.
Een zekere Garbrandt Dercks Weersema (1525 - 10 juli 1570) en gehuwd met NN, wordt genoemd in 1560, 1561, 1565 en 1566, waarbij hij veen overdraa gt aan Wigbold en zijn broer Johan. (Archief Groninger Parochiekerken, in v. nr. 34, folio 3,4,9). Op 14-10-1560 wordt huur voor het kerkeland te O ostum voldaan door Garbrand Derks Weersuma. Hij bewoont tevens dit land. (AGP onv. nr. 298, regest 824). Onder nr. 104 (Inventaris Huisarchief v an de Nienoord): Als getuige:o.a. Sycke Harckema. Onder nr. 105: Verzegel ing, waarbij Sicke Harkema en Garbrandt Derks Weersema, als eigenerfde v an Niebert en Tolbert, een stuk veen aan de Zwarte Rijth aan Johan en Wig bolt van Ewsum overgedragen. Tevens wordt nog vermeld op 14-4-15 49: Garb ranth Wyrsma, die met enkele anderen, voornamelijk ingezetenen van Vredew olt, ao.Tolbert en Midwolde, afstand doet van zijn aandeel in het kerkges toelte in het koor ten noorden van het hoogaltaar in de kerk van Tolber t, Garbranth Wyrsma woonde in 1549 volgens het regest op "Hoyeke Volkerts -heerd". (Archief Lewe, regest 104) De "Haye Volkers Heert" wordt in 15 40 genoemd in het schtregister voor de jaartax, waarin opgenom en heel Vr edewolt. De heerd is gelegen te Niebert(Nybert), is groot 15 roeden en wo rdt in 1540 gebruikt door Coep,(=Coop dus voor Jacob). De naam Garbrant of Wiersuma komt in de schatting van de jaartax te Niebert niet voor. (Om melander archief, inv.nr. 39). Op zijn grafzerk (GDW 438): "Ao 1570, 3 da ge voer Jacoby, starf Gerbrant Weersema". Op die zerk is huismerk no. 53 vermeld. Later verschijnt het wapen met de pelikaan en drie jongen.

 

"Uiteindelijk zijn de partijen tot elkaar gekomen en is de grens bepaal d. Een acte die daarvan getuigt is van 6 nov. 1559, op welke datum een ve rzegeling is opgemaakt die als volgt begint: "Wij Ewe Awema, Albert Ifftr um, Sicke Harkema, Ee Bunnema, Ilo Gratema, Leo und Dreus Iwema, Hedde En ema, Focko Sappema, Warner Taminga, Garbrant Derk Weersema, Peter Bennem a, Menno Hijmersma, mit allen den ingesetenen und gemenen egenerfden in 't Oldbert und Nibert und die daar egen venen hebben in dessen tween kers pelen,". Deze acte verhaalt over dit reeds in 1545 ontstane geschil tuss en Vredewold enerzijds en aan de andere kant "den Abt der Godthuises tho Adwert, den ingesetenen in der Helle und den kerspell to Roden". De abt met consorten "vermeenden gerechtiget to sijn van der Hellen an nae Wema busch undt Nijebert deur die Vredewoldener venen to graven", onze Nieberte rs/Toberters waren het daar natuurlijk niet mee eens. Dankzij onder meer de inspanningen van Johan und Wigbolt van Ewssum is het geschil met de a bt cs. uiteindelijk "in vruntschap. upgenomen und verdragen". Uiteraard hebben de broers van Ewssum daar de nodige kosten voor gemaakt, maar m ede dankzij onder meer een "sware timmering eens nien Ziels [nieuwe slui s] om onse water uet tho voeren" zijn de eigenerfden kennelijk een beet je in geldnood gekomen. De onderhavige acte legt vast dat bovenvermelde e igenerfden bijeen zijn geweest in de Olderberder kerk en dat aldaar is be sloten dat met veen betaald zal worden, en de gebroeders van Ewssum verkl aren: "dat wij ons dien opgelopenen unkosten interesse moetsell und schad en mit specificierde stuck venes hebben affsoenen laeten". " (Bron: P.E. Post, Veenendaal).

 

"Op 22 april 1549 is een acte opgemaakt waarin Auwe Gratema, Ono Harckem a, Sicke Harkama, Albert Iftema, Leo IJwema, Paebe Bousema, Tijaert Beren ts, Benno Wijema, Bonne Bonnema, Bonno Fossema, Garbrant Wijrsema, Bonne Ebersma, Arent Hinricks en Wisse Dathens hun deel in de kerkstoel in het koor ten noorden van het altaar schenken aan Iwo Auwema." (Bron: P.E. Pos t, Veenendaal).

 

Oterdum en het einde van Wigbold.
In de geschiedenis is het kleine dorpje Oterdum vooral van belang door zi jn strategische ligging. Dit blijkt wel uit het feit dat er in de 15e eeuw een gewapende schans compleet met manschappen wordt aangelegd, die verscheidene keren het terrein is geweest van belegeringen. In 1499 laat Eduard, graaf van Oost Friesland, de schans versterken. In 1514 wordt deze door de Saksen ingenomen en in 1583 en 1584 door de Spanjaarden. Troepen onder leiding van het driemanschap Heer van Nijenoort, Wigbold van Ewsum, Azinga Entes maken een eind aan de belegering van Oterdum door de Span jaarden. Hierbij loopt Wigbold van Ewsum verwondingen op, waaraan hij lat er bezwijkt.

 



Parentatie I

2.                   Aepco (Aepko) Onsta [5029], zn. van Abel Onsta [5461] en Anna Tamminga [5462] , relatie met


3.                   Gela Van Ewsum [5030], dr. van Wigbold I van Ewsum [5371] en Beetke Aylkjma van Rasquert [5372] . Uit deze relatie 4 kinderen:


1a.                 Hidda [5015], geb. in 1564, ovl. (ongeveer 54 jaar oud) op 1 apr 1618 (zo), begr. te Leens, zie 1 .


1b.                Eyklo [5031], ritmeester, ovl. in 1600, tr. (1) in 1575 met Hyma (NN) von Inn- Und Kniphausen (Nn), dr. van Tiddo von Inn- Und Knipphausen [6394] en Eva von Rennenberg [6395]. Uit dit huwelijk geen kinderen, tr. (2) in 1584 met Sophia (NN) Manninga (Van Dijksterhuis) (Nn), dr. van Hayo Manninga Tot Dijksterhuis [5971] en Detmara Rengers van ten Post [5972]. Uit dit huwelijk geen kinderen.


1c.                 Abele [5032], relatie met Albert Tjarda van Starkenborgh [5036]. Uit deze relatie geen kinderen.


1d.                Oede Onsta Tho Oldersum [5033], hoofdeling van Oldersum, relatie(1) met Bojocco van Oldersum [6168]. Uit deze relatie geen kinderen, tr. (2) in 1582 met Caspar van der Wenghe [6169] 6,6, hoofdeling te Oldersum. Uit dit huwelijk een zoon.

 


xxxx



1.                   Hidda Onsta [5015], dr. van Aepco Onsta [5029] en Gela Van Ewsum [5030] , tr. (resp. ongeveer 22 en ongeveer 30 jaar oud) op 10 nov 1586 (ma) met Ludolph Tjarda van Starkenborgh [5014], zn. van Lambert Tjarda Van Starkenborgh [5016] en Elteke (Hilke) Coenders [5017], geb. te Garsthuizen in 1556, woont als eerste van zijn geslacht op Verhildersum te Leens in 1586, ovl. (ongeveer 62 jaar oud) te Leens op 31 dec 1618 (ma), begr. te Leens. Uit dit huwelijk 3 kinderen.

 


xxxxxxxxxxxx


 

VERHAAL BIJ Hidda Onsta [5015].


In een akte van 1587 vindt men het gemeenschappelijk land van Aepco Onsta en Gela van Ewsum verdeeld onder de drie zusters: Oede Onstatho Oldersum, met haar man Caspar van der Wenghe, Hidde Onsta getrouwd met Ludolf Tjarda van Starkenborgh en Abele Onsta getrouwd met Albert van Starkenborgh, een neef van Ludolf. Laatstgenoemden krijgen o.a. 'datt huesz Wetsinge mitt die vervallen Schathuisen'. Eerstgenoemden krijgen o.a.: 'ene heertt landes tho Wetsinge, genoempt Valkum, groott sijnde 123 grasen.'.

 

VERHAAL BIJ Eyklo Onsta [5031].


'Eylko Onsta dije Junghe' (zijn neef wordt 'de oude' genoemd (zie eerder), of eigenlijk is het de neef van zijn vader, verkoopt o.a. in 1570 aan Duert Alberda '60 embder gulden jaarlijkse rente te beuren uit den heerde Verhildersum genoempt, gelegen in den Kerspel tho Leens, daer Peter Willems up gewoent heft en nu ter tidt van ons sulfs gebruicket wordt'. In 1572 weer hetzelfde: 'Eylcko Onsta verkoopt aan Duerdt Alberda en zijn huisfr. een jaarlijkse rente te beuren uit den Heerde of Arvelanden up die Leenster hamrick tho Leens, Verhildersum genoemt, daar nu ter tijdt Peter Milleker up woent.' (Dit kapitaal is in 1603 afgelost aan Reynt Alberda.) En zo gaat dat meerdere keren.

Ritmeester Onsta
Eylko Onsta gaat echter in 't Staatse leger bij zijn oom Wigbolt van Ewsum van de Nienoord te Midwolde, overste over het krijgsvolk in de Ommelanden, en wordt nu 'ritmeester' Onsta genoemd. In 1575 trouwt hij met Hyma van Inn- und Knyphausen, een dochter van Tiddo van Inn- und Knyphausen en Eva Rennenberg (een zuster van de ons zo bekende Rennenberg te Groningen, 1580). Misschien woont hij dan op Verhildersum, in 1584 komt hij nog voor als redger te Leens. In hetzelfde jaar hertrouwt Eylko Onsta met Sophia Manninga, een dochter van Hayo Manninga van Dijksterhuis, te Pieterburen, en Ditmera Rengers. In 1588 wordt hij tot drost van Greetsiel, in Oostfriesland aangesteld. Hij overlijdt kinderloos in september 1600.

 

VERHAAL BIJ Abele Onsta [5032].
In een akte van twee jaar later, van 1587, vindt men het gemeenschappelijk land van. Aepco Onsta en Gela van Ewsum verdeeld onder de drie zusters: Oede Onsta tho Oldersum, met haar man Caspar van der Wenghe, Hidde Onsta getrouwd met Ludolf Tjarda van Starkenborgh (4) en Abele Onsta getrouwd met Albert van Starkenborgh, een neef van Ludolf. Laatstgenoemden krijgen o.a. 'datt huesz Wetsinge mitt die vervallen Schathuisen'. Eerstgenoemden krijgen o.a.: 'ene heertt landes tho Wetsinge, genoempt Valkum, groctt sijnde 123 grasen.'.

 

VERHAAL BIJ Oede Onsta Tho Oldersum [5033].

Verdeling van land.
In een akte van twee jaar later, van 1587, vindt men het gemeenschappelijk land van Aepco Onsta en Gela van Ewsum verdeeld onder de drie zusters: Oede Onsta tho Oldersum, met haar man Caspar van der Wenghe, Hidde Onsta getrouwd met Ludolf Tjarda van Starkenborgh (4) en Abele Onsta getrouwd met Albert van Starkenborgh, een neef van Ludolf. Laatstgenoemden krijgen o.a. 'datt huesz Wetsinge mitt die vervallen Schathuisen'. Eerstgenoemden krijgen o.a.: 'ene heertt landes tho Wetsinge, genoempt Valkum, groctt sijnde 123 grasen.'

 

Hidda Onsta is de dochter van Aepco Onsta en Gela van Ewsum. Zij huwt als ze 22 jaar is Ludolph Tjarda van Starckenborgh, de zoon van Lambert Tjarda van Starkenborgh en Elteke (Hilke) Coenders. Deze Elteke (Hilke) Coenders wordt geboren in Garsthuizen in 1556 en woont als eerste van zijn geslacht op de borg Verhildersum te Leens in 1586. We krijgen vervolgens enkele geslachten die aan ons voorbij trekken. Behalve de Van Starckenborgs en de Onsta's ook de Huninga's en de Gaykinga's. Zie daar het startpunt waar De Vries uiteindelijk wordt gerelateerd aan de Huninga's en aan hun verre, verre, voorouder, met de naam Thiadulf in 792. Omdat het hierbij om een kwartierstaat gaat, wordt begonnen met parentatie XXVI (Thiadulf) en geëindigd met parenteel I, helemaal onderaan, de Onsta's.



Bronnen:

1. De geschiedenis van Groningen (Www.Grunn.Nl), Grunn.nl
2. De plaats Farmsum (Farmsum.Net), FarmsNet
3. Groninger Volksalmanak 1841., GVA 1841 (blz/akte 5)
4. Ostfriesisches Urkundenbuch, Erster Band 787 - 1470, Dr. Ernst Friedlaender, Königl. Geh. Staats-Archivar, 1878
5.enealogie van Bernd Josef Jansen, BJ Jansen
6. De Ommelander Borgen en Steenhuizen, Dr. W.J Formsma, Stol en Pathuis, Van Corcum & Comp. B.V, ISBN 90 232 1047 6, Assen, 1973
7.  Groninger Volksalmanak 1841., GVA 1841 (blz/akte 20)
8. Die Begründung der Erstgeburtsnachfolde im ostfriesischen Grafenhaus der Cirksen, Hans Heinrich Hobbing, 1915
9. Das Geschlecht Cirksena, Ernst Esselborn, 1945
10. Ostfriesland bis zum Aussterben seines Fürstenhauses, Heinrich Reimers, Bremen, Dld, 1925

11. RHC Groninger Archieven: toegang 696 (Familiearchief Van Ewsum) [hierin onder meer familiecorrespondentie en de brieven en een kwitantie van H. van Ewsum (inv. nrs. (Schut) 2-3, 8, 85, 589, 668, afgedrukt bij Bos, bijlagen I-II en IV-VI)].

12. E. Friedländer, Ostfriesisches Urkundenbuch, 1 (Emden 1881); P.G. Bos, ‘Uit het Oostfriesche kloosterleven’,

 

13. Groningsche Volksalmanak (1907) 153-208.

14. Duitse parafrase in E. Lottmann, ‘Norder Kloster Marienthal: Briefe schildern den Alltag’, Ostfriesland 74 (1991) 250-259].;

15. H.C.H. Moquette, De vrouw, 1: Huiselijk leven (Amsterdam 1915).
16. M. Hartgerink-Koomans, Het geslacht Ewsum (Groningen/Batavia 1938).

17. W.J. Formsma, R.A. Luitjens Dijkveld-Stol en A. Pathuis, De Ommelander borgen en steenhuizen (Assen 1987);

18. R. Nip, ‘De bewoners van het Groninger benedictijnerklooster Selwerd’, Driemaandelijkse Bladen 41 (1989) 33-58;

19. E. Schut, Inventaris van het archief van de familie Van Ewsum 1350-1646 (Groningen 1993);

20. M. Tielke, ‘Gerardus Synellius’, in: Idem, Biographisches Lexikon für Ostfriesland, 1 (Aurich 1993) 341-342.
21. U. Scheuermann, ‘Sprache” in Ostfriesland’, in: K.-E. Behre en H. van Lengen red, Ostfriesland. Geschichte und Gestalt einer Kulturlandschaft (Aurich 1996) 329-340;

22. E. Knol, J.M.M. Hermans en M. Driebergen red, Hel en hemel. De Middeleeuwen in het Noorden. Tentoonstellingscatalogus Groninger Museum (Groningen 2001); R. Alma, ‘Overzicht van Ommelander hoofdelingen (1498-1516)’, Virtus 10 (2003) 58-70; Auteur: Kees Kuiken. laatst gewijzigd: 07/05/2008.

 

 

Index
In de onderstaande (namen)index zijn de *1844 nummers de persoonsnummers. De nummers achter de (stippel)uitlijning zijn paginanummers die in deze kwartierstaat geen enkele betekenis hebben.


 

A

Auka *1322................................................................ 38, 43
Auka *1340...................................................................... 38
Eneke......................................................................... 33, 34
Ige *1066......................................................................... 10
Nn *1002..................................................................... 9, 10
Nn *1004..................................................................... 9, 10
NN *1097........................................................................ 10
NN *1100........................................................................ 10
NN *1128........................................................................ 10
NN *1132........................................................................ 10
NN *1158.................................................................. 10, 11
NN *1170.................................................................. 10, 11
NN *1186........................................................................ 11
NN *1192.................................................................. 10, 11
NN *1228.................................................................. 11, 12
NN *1279............................................................ 16, 17, 24
Nn *1375................................................................... 38, 43
NN *810........................................................................ 1, 8
NN *842........................................................................ 8, 9
NN *844.................................................................... 1, 8, 9
NN *874............................................................................ 9
NN *876........................................................................ 8, 9
NN *906............................................................................ 9
NN *908............................................................................ 9
NN *938............................................................................ 9
NN *940............................................................................ 9
NN *970............................................................................ 9
NN *972............................................................................ 9
Nn.............................................................................. 59, 65
Reinwl (Reinolda, Rineld) *1034.................................... 10
Yde *1335................................................ 17, 32, 36, 38, 43

 

A
Abdena
Hiske................................................................................ 33
Ige *1362......................................................................... 25
NN................................................................................... 34
Reinske *1348................................................................. 25
Ackinga
Hisse *1380......................................................... 37, 42, 54
Addinga
Adde *1290................................................... 15, 16, 17, 25
Egge I (van Wedde en Westerwolde) *1365............ 16, 18
Eggericks *1257.................................................. 13, 15, 16
NN *1321...................................................... 16, 25, 26, 32
NN............................................................................. 16, 17
Alkena
NN................................................................................... 33
Asinga
Emeke *1456............................................................. 55, 59
Aylingeweer, von
Etta *1470....................................................................... 37
Tyake *1500.................................................................... 37
Aylkjma
Beetke (van Rasquert) *1475............................. 60, 64, 68
Aylkuma
Asynghe (Thoe Raskwerth) *1455...................... 59, 63, 64

 

B
Beninga
Gela (von Manslagt) *1380................................ 43, 49, 56
Redward Haitadisna *1405............................................ 17
Besten, van
Griete *1518................................................................... 54
Bever, de
Schotte............................................................................ 64
Broek, ten
Tetta................................................................................ 34
Burmania, van
Anna................................................................................ 65

 

C
Camphuysen, van
Johanna †1575................................................................ 58
Cater
Claas *1550..................................................................... 65
Claas †1556..................................................................... 65
Henrick............................................................................ 65
Cirksena
Adda †1474......................................................... 44, 56, 59
Ulrich I ((Van Oost-Friesland)) *1408...................... 43, 49
Coenders
Albert *1449.................................................................... 43
Coert *1417............................................................... 43, 55
Elteke............................................................................... 68
Evert *1472..................................................................... 55
Gese *1460......................................................... 55, 59, 64
Hendrick *1445................................................... 43, 55, 59
Johan *1443.................................................................... 43

 

D
Ditzum, von
Ige.................................................................................... 25
Thio.................................................................................. 25
Tiado (Szio, Thio) *1265..................................... 12, 13, 14

 

E
Embden, von
Lürd Abdena *1336......................................................... 15
Embden, Von
Jonge Imel Abdena *1385............................................... 33
Ennens
Sebo (van Midwolda) *1336..................................... 14, 15
Erickes
Ewo (van Emden) *1360............................... 32, 34, 37, 42
Ewen
Eggerich (van Jemgum) *1355............... 25, 26, 32, 33, 37
Ocka *1410...................................................................... 37
Ewes
Menneke *1380............................................. 37, 43, 56, 59
Ewesma
Ewe (van Ewsum)............................................... 38, 43, 56
Ewe *1316................................................................. 38, 43
Focko (Ackinga) *1420.............................................. 37, 40
Hiddo *1406.............................................................. 56, 57
NN................................................................................... 59
Ewesma, van
Ewo (van Ewsum) *1390.............................. 37, 54, 56, 57
Ewesma, Van
Maria............................................................................... 56
Ewinga
Mevende *1373............................................................... 25
Tammo *1353........................................................... 25, 26
Tammo *1375................................................................. 25
Wiard (Zu Nortmoor) *1350..................................... 25, 26
Wiard *1374.................................................................... 25
Ewinga, Van
Tammo *1305............................................... 14, 16, 17, 24
Ewsum, van
Anna *1510............................................................... 64, 66
Christoffel †1583............................................................. 65
Clara †1583............................................................... 64, 67
Hidde †1554.................................................................... 65
Johan †1570.................................................................... 64
Onno (van Middelstum) †1489..................... 56, 57, 59, 64
Onno †1535..................................................................... 65
Wigbold I *1474............................................ 59, 61, 64, 67
Wigbolt II *1521........................................................ 65, 67
Ewsum, Van
Abeke †1503.............................................................. 59, 62
Ewo (Ewe) Ewesma *1350....................................... 38, 41
Gela †1574.................................................... 64, 66, 67, 68
Hidde †1494.................................................................... 59
Relof................................................................................ 59

 

F
Fockena
Beno *1392..................................................................... 33
Thyo *1391................................................................ 33, 36
Ulske *1420......................................................... 33, 36, 54
Fraterma
Hissa *1411..................................................................... 42
Frese
Vieto................................................................................ 44
Frisia, de
Liudprondus *1068.......................................................... 10

 

G
Garreweer, Van
Siabbe *1331................................................................... 33
Sjabbe Fockena *1385.................................................... 33
Grave, ten
Ave *1458........................................................................ 55
Greetsiel, von
Doda Cirksena.................................................................. 17
Greetsiel, Von
Enno II Edzardisna (Und Norden) *1380................... 43, 56
Groothusen
NN von Der *1285..................................................... 12, 13
Groothusen, Van
Udo Tyadekana *1330..................................................... 13
Groothusen, von
Tiade Beninga †1483...................................................... 17

 

H
Ham, in den
Bauwe †1540.................................................................. 60
Ham, In Den
Bywe *1455......................................................... 59, 60, 64
Haren, van
Hayo................................................................................ 17
Heemstra
Abbe.......................................................................... 59, 60
Horencken
Stine *1447..................................................................... 43

 

I
Inn-, von
Hyma (Und Kniphausen)................................................. 68
Tiddo (Und Knipphausen) *1500..................................... 68

 

J
Jargers
Hille *1415.......................................................... 53, 54, 58
Jemgum, Van
Hayo Tammena *1354.............................................. 25, 26
Jennelt, Von
Gela Manningha *1434....................................... 56, 59, 64
Jongen
Mencke (Tammen Zoon in den Ham)............................. 59

 

K
Kampana
Fokeldis (von Strakholt) *1355................................. 16, 33
Kater
Rodolphus Frawama....................................................... 34

 

L
Laer, van
Agneza *1415...................................................... 43, 54, 58
Johan......................................................................... 43, 54
Leer, von
Unico............................................................................... 33
Uniko *1356.................................................................... 25
Lengen
NN *1294............................................................ 16, 17, 25
Lengen, van
Amcke *1338................................................. 17, 22, 25, 32
Lewe
Herman *1472................................................................ 55
Nn *1420................................................................... 43, 55
Oede *1449......................................................... 43, 55, 59
Lichtvoet
Ode *1421................................................................. 43, 55
Lütetsburg, Van
Lütet Manninga †1433........................................ 56, 58, 59

 

 

M
Manninga
Hayo (Tot Dijksterhuis) *1520........................................ 68
Sophia ((Van Dijksterhuis))............................................. 68
Middelstum, Van
Adda van Ewsum............................................................. 59
Hisse van Ewsum †1534........................................... 59, 62
Midwolda, von
Emeco *1318........................................... 12, 13, 14, 15, 16
Etta *1336....................................................................... 15
Mittelburg, van
Nn *1330......................................................................... 13
Munster, van
Roelof †1520................................................................... 60
Murmania
Uconi......................................................................... 33, 34

 

N
Neermoor, Van
Beno Ukena *1365.......................................................... 25
Neermoor, Von
Beno Uken Ukena *1301........................................... 17, 25
Javo Beenen †1449......................................................... 17
Uco (Fockena) Ukena *1333......................... 17, 20, 25, 32
Nesse, von
Hebe (Und Dornum) *1395....................................... 33, 44
Luetet †1411................................................................... 33
Nn
Dymmeke *1449............................................................. 43
Fruwe.............................................................................. 34
Jesele *1332.............................................................. 43, 55
Katrijne............................................................................ 59
NN *1264...................................................... 13, 14, 15, 16
NN *1280.................................................................. 15, 16
Nn *1288................................................................... 17, 25
NN *1300............................................................ 16, 17, 25
NN *1331........................................................................ 14
NN *1332.................................................................. 32, 37
NN *1371........................................................................ 37
NN *1390........................................................................ 37
Nn.............................................................................. 42, 53
NN....... 12, 13, 14, 15, 17, 24, 25, 32, 33, 34, 36, 37, 42, 58, 59
Teteke.............................................................................. 54
Wilbert (Wibet) *1036................................................ 9, 10
Wyleff *1356................................................................... 37
Nn, Von
Nomma *1365................................................................ 25
Norden, von
Udo Fockena *1385......................................................... 33

 

O
Oldersum, van
Bojocco............................................................................ 68
Oldersum, von
N N *1320....................................................................... 12
Ocko *1300...................................................................... 13
Ompteda, van
Ompta *1341............................................................ 37, 42
Onsatha
Folckermarus *1263................................ 17, 22, 24, 32, 34
Onsta
Abel (van Sauwerd) *1415...................... 42, 44, 53, 54, 58
Abel *1512.................................................... 58, 60, 64, 67
Abele......................................................................... 68, 70
Aepco *1516.................................................. 64, 65, 67, 68
Aldert............................................................................... 64
Bauwe (Ferhildema) *1359................................ 38, 43, 56
Bawe (Bouwe) *1310............................. 24, 25, 26, 32, 34
Evert (Ferhildema).......................................................... 38
Eyklo †1600............................................................... 68, 69
Eylcke............................................................................... 64
Eylco †1521................................................... 54, 56, 58, 64
Eylko (Verhildema) *1405................................... 36, 38, 42
Frouwke *1445................................................................ 54
Haice............................................................................... 58
Hidda *1564.............................................................. 68, 69
Hidde............................................................................... 54
Hidde *1400.................................................. 36, 39, 42, 53
Hidde *1520.............................................................. 58, 61
Hiddo............................................................................... 64
Hille *1444...................................................................... 54
Hisse................................................................................ 58
Johanna........................................................................... 59
Oede (Tho Oldersum)............................................... 68, 70
Onno (Ferhildema) *1327........... 17, 24, 32, 34, 36, 38, 43
Pieter............................................................................... 58
Onstra
Bawe *1405.............................................................. 43, 55

 

P
Pernei
Amele.............................................................................. 42
Post, Van Ten
Dethmar Rengers............................................................ 54
Jaspar Rengers *1443..................................................... 54
Johan Rengers *1410...................................................... 42
Johan Rengers *1439...................................................... 54
Melchior Rengers *1448................................................. 54
Sweer Rengers................................................................ 54

 

R
Rengers
Detmara (van ten Post)................................................... 68
Detmer (van ten Post)............................................... 54, 56
Ditmer (van Post) *1365............................... 37, 39, 42, 54
Egbert (van ten Post) *1419..................................... 42, 44
Focke (van Post) *1420............................................. 42, 46
Jasper (van ten Post) *1417............................................ 42
Johan (van ten Post) *1413..................... 42, 44, 54, 56, 58
Johan *1337.............................................................. 37, 42
Johanna (Schaffer) *1476......................................... 59, 64
Judith (van ten Post)....................................................... 54
Oede (van ten Post) *1446................................. 54, 58, 64
Rennenberg, von
Eva *1515........................................................................ 68
Rhaude, von
Autet *1332..................................................................... 25
Rheide, van
NN *1322........................................................................ 13
Rheide, von
NN *1300............................................................ 12, 13, 14
Theda *1374.................................................. 25, 32, 33, 37
Udo *1320....................................................................... 12
Ripperda
Focco I *1440.................................................................. 54
Focko Hayo (van Peyse) *1510....................................... 64
Hayo *1395..................................................................... 34
Hille *1505...................................................................... 59
Margaretha..................................................................... 16
Petrus I (van Winsum) *1460................................... 59, 64
Uncko *1307.................................................. 16, 17, 20, 25
Unico (I) (van Wytwerd) *1415................................ 34, 54
Unico I *1335...................................................... 16, 17, 20
Rüstingen, Von
Lubbe Papinga................................................................. 34
Sibet Papinga *1400....................................................... 34


S
Sauwerd, Van
Hiddo............................................................................... 54
Schaffer
Johan *1454.................................................................... 55
Willem *1480.................................................................. 55
Schulthinge
Frouck *1414................................................................... 54
Lywerd............................................................................. 54
Simonswolde, Von
NN *1393........................................................................ 33
Schelto *1393.................................................................. 33
Sneek, Van
Luytge Harinxma............................................................. 59
Starkenborgh, van
Albert Tjarda................................................................... 68
Starkenborgh, Van
Lambert Tjarda †1581..................................................... 68

 

T
Tammena
Ewo (van Jemgum) *1356.......... 16, 18, 24, 25, 26, 32, 34
Tammenga
Ocka Ewen *1376............................................................ 25
Tamminga
Abel *1400.......................................................... 38, 43, 55
Abel *1493................................................................ 59, 61
Allert *1450......................................................... 55, 59, 64
Anna †1570......................................................... 59, 64, 67
Anna †1604..................................................................... 65
Bauwe *1476.................................................................. 55
Gyzela *1375............................................................. 38, 43
Hiddo (Hidde) (van Hornhuizen) *1370.. 37, 43, 48, 55, 59
Jarig *1326................................................................ 43, 55
Onno *1450......................................................... 43, 55, 59
Tho
Hidde Ripperda (Dijkhuizen (Hiddeke Van Wijtwerd)) *1378       32, 33
Tiadeka
Udo *1250................................................................. 11, 12
Ulbod *1269.................................................................... 12
Tjarda
Ludolph (van Starkenborgh) *1556................................. 68
Tom
Fossa Kenesna (Brok) *1370........................................... 16
Hebe II (Brok) *1370................................................. 33, 34
Occa (Brok) *1375........................................................... 33
Ocko I (Brok) *1350................................................... 16, 33
Tuwinga
Bywe................................................................................ 42
Edse *1407...................................................................... 42

 

U
Ukena
Amke *1394........................................................ 33, 34, 36
Bawe *1378...................................... 33, 35, 37, 42, 54, 56
Bawe *1411.................................................................... 33
Fockena........................................................................... 34
Focko *1360...................................... 25, 26, 32, 33, 34, 37
Fossa *1386.................................................................... 33
Theda *1434.................................................................... 44
Uko *1386................................................................. 33, 44
Uldenga
Haiko *1210.............................................................. 11, 12
NN *1268........................................................................ 11
Thyadolfus *1260............................................................ 11
Ulger
Miss................................................................................. 43

 

V
Voêrst, van
Anna ((Van Voorst)) †1533............................................. 58

 

W
Warmelo, van
Gerard (Tot Westervelde)............................................... 55
Water, van den
Griete........................................................................ 43, 54
Wenghe, van der
Caspar.............................................................................. 68
Wiards
NN *1326............................................................ 24, 25, 26
Wigboldus
Nn *1420................................................................... 43, 55
Willich, van
Geertruida *1528............................................................ 65
Winsum, Van
Evert Sickingha *1405..................................................... 34
Wylfzena
Erd (Ost Tho der Soltborg) *1400................................... 37
Wytwerd, Van
Ailske Ripperda *1333.................................................... 33
Thiadulf (Thyodulf) *792.. 1, 8



Aan bovenstaande tekst is de uiterste zorgvuldigheid besteed. Desondanks kunnen er best fouten

voorkomen. Constateer je fouten en/of heb je vragen, correcties, aanvullingen...

geef die dan even aan mij door via mijn E-mail adres.

Hoogeveen, 10 mei 2010
© Harm Hillinga.
Menu Genealogie.
HomePage.